Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2447/GA, 15 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2447/GA

Betreft:            [klaagster]       datum: 15 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 29 november 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek te Zutphen zijn gehoord klaagsters raadsman mr. O.R.R. Hetterscheidt en namens de directeur […], juridisch medewerker, in het bijzijn van […], stagiaire. Klaagster is naar de p.i. Achterhoek vervoerd. Omdat zij zich niet goed voelde is ze weer teruggebracht naar de p.i. Zwolle en daarom niet voor de beroepscommissie verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 november 2018, inhoudende dat klaagster wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.

Op dit moment gaat het goed met klaagster en dat heeft te maken met de medicatie. Toen klaagster begin december 2018 cliënt is geworden van het advocatenkantoor, ging het niet goed met haar. Ze vindt zelf ook dat het nu goed met haar gaat. Ze wil de medicatie vrijwillig innemen en staat daarbij voortdurend onder toezicht. De medicatie is nodig omdat ze kan terugvallen in psychoses. Klaagster weet dat ze vanwege de medicatie beter is. Klaagster zegt nog steeds dat de medicatie klachten aan de lever geeft. De beschrijving van psychotische belevingen bij klaagster klopt. Klaagster geeft met betrekking tot het punt van de hongerstaking aan alleen crackers te hebben gegeten. De dingen zijn toen gebeurd, ze wil nu vooruit en kijken naar de mogelijkheden op vrijwillige basis verder te kunnen gaan. Klaagster is bereid vrijwillig medicatie in te nemen. Zij wordt paniekerig van de gedachte dat de spuit eraan komt. Klaagster heeft de dag voor de zitting nog contact met de psychiater gehad en die heeft gezegd dat ze psychosevrij is. Het advies is het nog een half jaar met klaagster aan te kijken met toediening van een antipsychoticum. Klaagster heeft in het kader van haar strafzaak aangegeven in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen te willen worden. Er is om een reclasseringsadvies gevraagd. De raadsman zou haar een kans geven.

Namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Er is op de dag van de zitting nog contact opgenomen met de psychiater om na te vragen hoe het met klaagster gaat. Klaagster wilde geen antipsychoticum en dat is voor de psychiater geen optie. Er is niet gesproken over vrijwillige inname door klaagster van de medicatie. De dwangbehandeling heeft resultaat, klaagster is niet meer dreigend. Ook het contact op de afdeling gaat heel goed. Eerder was sprake van diverse ordemaatregelen en verbleef klaagster alleen maar op eigen cel. Zij maakt nu goed contact, werkt goed mee en is niet meer dreigend naar het personeel. Voor klaagster is het heel goed dat ze deze medicatie krijgt. De psychiater heeft aangegeven dat twee jaar behandelen standaard is om terugval in een psychose te voorkomen. Het is de vraag of klaagster de medicatie nu wel vrijwillig gaat innemen, zij weigerde eerder de voorgeschreven dosis. Het duurt even voordat de medicatie gaat werken. Overigens is het antipsychoticum al aangepast op haar verzoek. Er wordt dus naar haar geluisterd. Er is bij de psychiater navraag gedaan met betrekking tot de klachten van klaagster over pijn in lever en galblaas als gevolg van de medicatie. De psychiater heeft aangegeven dat er geen afwijkingen bekend zijn en dat het in ieder geval geen reden is om te stoppen. Klaagster wilde geen toestemming geven voor het overhandigen van het behandelplan bij de start van de a-dwangbehandeling. Klaagster heeft eerst een b-dwangbehandeling gehad, toen dat stopte heeft ze een terugval gehad. De a-dwangbehandeling loopt tot 28 februari 2019.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling). Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken is. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater, de verklaring van de tweede psychiater die klaagster met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was en een korte samenvatting van het behandelplan, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. In de beslissing van 29 november 2018 is vermeld dat de a-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is vanwege het volgende gevaar: ”Er is sprake van agressie jegens anderen, voortkomend uit uw psychotische belevingen. Tevens is er sprake van zelfverwaarlozing. Daarbij is sprake van een uitzichtloze situatie.” Uit de verklaring van de behandelend psychiater van 19 november 2018 komt naar voren dat klaagster bekend is met een psychotische stoornis. Zij is met spoed overgeplaatst vanuit de p.i. Ter Peel vanwege gevaarlijk gedrag. In het PPC is klaagster niet in contact. Zij wil niet spreken met psychiater of psycholoog en weigert het innemen van anti-psychotische medicatie. Zij is opgenomen in de time-out cel en ook overgeplaatst naar de ISO. Zij gooide met thee richting het personeel en bedreigde hen met mishandeling. Zij doet psychotische uitspraken. Klaagster eet slecht en wil alleen maar crackers eten. Zij is zichtbaar aan het vermageren. Uit de verklaring van de tweede psychiater van 23 november 2018 komt naar voren dat klaagster zeer dreigend is. Zij heeft eerder afdelingspersoneel bedreigd en met thee in het gezicht gegooid. In verband met deze dreiging en gevaar is het nodig dat zij individueel en met meermansbenadering begeleid wordt. Onderliggend lijkt sprake te zijn van een psychose. Klaagster eet slecht en is vermagerd, waardoor haar fysieke conditie verslechtert en dat heeft een negatieve invloed op haar psychisch functioneren. In verband met de dreiging is zij niet in staat zich in de maatschappij te begeven. De psychotische werkelijkheid van klaagster komt niet overeen met die van haar omgeving. Dit lijkt haar angstig, maar zeker ook boos te maken. Hier zal zij onder lijden. Gelet op het vorenstaande gaat de beroepscommissie uit van het bestaan van een psychische stoornis bij klaagster en acht zij voldoende aannemelijk geworden dat klaagster vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid onder c en tweede lid onder a, van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van haar geestvermogens klaagster doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klaagster een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de dwangmedicatie een positief effect op klaagster heeft. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 februari 2019               

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven