Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1973/GA, 12 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1973/GA

betreft: [klager]            datum: 12 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2018 van de beklagcommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens het uiten van (fysieke) agressie jegens personeelsleden (ZS-JB-2018-121). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.                                                         De beklagcommissie was niet in staat onafhankelijk werk te doen, aangezien ze een deal hebben gesloten met de directeur. Daarom waren ze onbevoegd op de klacht te beslissen. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat klagers bewering dat de beklagcommissie niet onafhankelijk was niet aannemelijk is geworden en dat de beklagcommissie ook bevoegd was om op de klacht te beslissen.  Overigens beoordeelt de beroepscommissie de klacht in beroep opnieuw. Klager klaagt over de aan hem opgelegde ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel. Artikel 24, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Op grond van artikel 24, tweede lid, van de Pbw, wordt de afzondering ten uitvoer gelegd in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte. Naar het oordeel van de beroepscommissie blijkt uit de schriftelijke mededeling van de beslissing onvoldoende waarom het noodzakelijk was om in dit geval de ordemaatregel ten uitvoer te leggen in een afzonderingscel. De beslissing is daarom onvoldoende gemotiveerd en dient bij gebreke van een genoegzame motivering als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 30,= (3 x € 10,=).

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 februari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven