Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1765/GM, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1765/GM

betreft: [klager]            datum: 14 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift,  ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens [..], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 augustus 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, gehoord.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 maart 2018, betreft het niet voorschrijven van adhd-medicatie aan klager.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven  – toegelicht.

Klager is in november 2017 overgeplaatst van de locatie De Schie naar Justitieel Complex Zaanstad. In Zaanstad is zijn adhd-medicatie zonder zijn toestemming afgebouwd. Vervolgens is klager weer teruggeplaatst in de locatie De Schie. In de locatie De Schie heeft klager verzocht hem weer adhd-medicatie voor te schrijven, maar dit verzoek is geweigerd. Klager heeft deze medicatie nodig omdat bij hem in 2010, tijdens detentie,  adhd is vastgesteld. Zonder medicatie heeft klager last van zijn adhd. Zijn concentratie is veel slechter en zijn kortetermijngeheugen is niet optimaal. Hij heeft moeite om voor zichzelf op te komen. Hij was juist altijd erg impulsief en er werd gezegd dat hij mensen bedreigde. Klager heeft erg veel moeite om zijn dag in te plannen. Klager verzoekt de beroepscommissie de psychiater op te dragen opnieuw onderzoek te doen naar de wenselijkheid van het voorschrijven van adhd-medicatie.

Voorts betwist klager dat hij, zoals door de medisch adviseur wordt gesteld, nortrilen wisselend innam. Dit medicijn is op verzoek van klager gestopt, omdat het niet langer hielp tegen de zenuwpijn.

Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De inrichtingsarts heeft in beroep aangevoerd dat klager het niet eens met het medicatiebeleid dat door twee verschillende psychiaters is ingezet, namelijk de psychiater van Justitieel Complex Zaanstad en de psychiater van de locatie De Schie. Er is medisch gezien echter geen reden om dit aan te passen.

 

3.         De beoordeling

Het beroep is gericht tegen de beslissing klagers adhd-medicatie (dexamfetamine) niet te hervatten. In de vorige inrichting van verblijf, Justitieel Complex Zaanstad, is beslist deze medicatie af te bouwen, nu geen sprake was van een duidelijk ziektebeeld. Na klagers overplaatsing naar de locatie De Schie heeft klager verzocht de medicatie weer op te starten.

De beroepscommissie stelt op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken vast dat klager in de locatie De Schie is gezien door de psychiater en de psycholoog. Zij hebben geen aanleiding gezien klagers adhd-medicatie weer op te starten. De beroepscommissie stelt voorop dat medicatie alleen dient te worden voorgeschreven indien  hier een duidelijke indicatie voor is. Bij klager is geen sprake van een duidelijk ziektebeeld en bovendien is bij adhd, zou daarvan al sprake zijn, het gebruik van medicatie niet altijd geïndiceerd. De beroepscommissie is van oordeel dat niet gebleken is dat het handelen van de inrichtingspsychiater van de locatie De Schie in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 januari 2019

 

 

                                                

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven