Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1724/GA, 7 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:  R-18/1724/GA

betreft:     [klager]       datum: 7 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Stronks, namens [..], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2018, verzonden op 7 september 2018, van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.  De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van 29 maart 2018 inhoudende twee dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten.                De beklagcommissie heeft het beklag op formele gegrond en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en van de directeur

Klager heeft gesteld dat de beklagcommissie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aan hem opgelegde straf niet disproportioneel is. Voorts is klager van mening dat hem gelet op de formele gegrondverklaring ten onrechte geen geldelijke tegemoetkoming is toegekend althans is ten onrechte niet gemotiveerd waarom dit niet is toegekend. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft op 29 maart 2018 een rapport aangezegd gekregen wegens het niet opvolgen van de aanwijzingen van het personeel. De straf die klager gekregen heeft, uitsluiting van deelname aan het avondprogramma, is ingegaan op het eerstvolgende moment dat er sprake was van het avondprogramma en wel op 3 april om 18.00 uur tot 4 april om 20.00 uur. Gelet op de landelijke sanctiekaart had aan klager voor de verbale agressie jegens een personeelslid drie dagen opsluiting in eigen cel kunnen worden opgelegd. De opgelegde uitsluiting van het avondprogramma voor de duur van twee dagen is dan ook niet te zwaar. De schriftelijke uitreiking van de disciplinaire straf heeft weliswaar later dan gebruikelijk plaatsgevonden maar klager was op de hoogte van de inhoud van de disciplinaire straf nu hem dit tijdens het horen is meegedeeld. Als bijlage bij de schriftelijke toelichting is gevoegd een afschrift van de disciplinaire straf inclusief het ingevulde uitreikingsformulier en een schriftelijk verslag.

3.         De beoordeling

Thans is vast komen vast te staan dat uitreiking van de disciplinaire straf heeft plaatsgevonden en de beroepscommissie overweegt in dit verband als volgt. Uit het uitreikingsformulier volgt dat op 2 april 2018 de uitreiking van de schriftelijke mededeling disciplinaire straf heeft plaatsgevonden. Op 29 maart 2018 is klager gehoord en die dag is de disciplinaire straf opgelegd. De uitreiking van de schriftelijke mededeling heeft dus vier dagen erna plaatsgevonden hetgeen in dit geval niet kan worden aangemerkt als onverwijld als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw. Nu echter klager op de juiste wijze en binnen de termijn in beklag is gegaan en ook overigens niet is gebleken dat klager door het niet-naleven van het in voornoemd artikel weergegeven voorschrift in zijn belangen is geschaad, volstaat de beroepscommissie met de constatering dat sprake is van een formeel verzuim zonder hier verdere consequenties aan te verbinden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De enkele stelling van klager dat sprake is van ontoereikende motivering zonder dit verder te onderbouwen, behoeft, gegeven de gemotiveerde beslissing van de beklagcommissie, geen nadere bespreking. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, J. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 7 februari 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven