Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1655/GM, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1655/GM

betreft: [klager]            datum: 14 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Oort, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 juli 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager, zijn raadsman, mr. C. van Oort, en de inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel hebben geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie op 11 december 2018 in de p.i. Vught. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 juni 2018, betreft de omstandigheid dat klagers hartklachten niet serieus worden genomen.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven  – toegelicht. Klager heeft diverse klachten. Hij heeft regelmatig last van druk op zijn borst, kortademigheid en hij heeft een harde, opgezwollen buik. De inrichtingsarts is van mening dat de klachten in klagers hoofd zitten, maar klager denkt dat er wel degelijk iets lichamelijks met hem aan de hand is. Klager vraagt zich af waar de inrichtingsarts zich op baseert. Voorts dienen eventuele psychosomatische klachten eveneens serieus te worden genomen. Klager wil graag worden doorverwezen naar het ziekenhuis voor onderzoek, want hij maakt zich grote zorgen. Zijn klachten nemen alleen maar toe. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Op 11 juli 2018 heeft een gesprek met klager plaatsgevonden. Klager bleef volharden in het standpunt dat hij hartklachten heeft en onvoldoende geholpen wordt. Uit het medisch dossier blijkt dat klager voortdurend onder de aandacht van de medische dienst heeft gestaan en zijn klachten serieus zijn genomen. Klagers is onderzocht, hij kreeg begeleiding en medicatie. Ook is hij in juni 2018 doorverwezen naar de cardioloog en onder de aandacht gebracht van het psycho medisch overleg (pmo). Klager verblijft sinds 3 september 2018 in CTP Veldzicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager op 29 juni 2018 is doorverwezen naar de cardioloog. Ook is klager zeer regelmatig gezien door de medische dienst in verband met zijn klachten. Voorts volgt uit het medisch dossier dat klager onder de aandacht stond van het pmo en is gezien door de sociaal psychiatrisch verpleegkundige.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat er voldoende aandacht is geweest voor klagers klachten en het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 januari 2019                                                          

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven