Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1622/GA, 25 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1622/GA

betreft: [klager]            datum: 25 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 september 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2019, gehouden in de p.i. Vught , zijn gehoord klagers raadsman mr. M. de Reus, en […], (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught. Als toehoorder was aanwezig […], juridisch medewerkster bij de p.i. Vught. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de uitslag van een urinecontrole met een te lage kreatininewaarde (VU-2018-001316). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.                                               De straf is opgelegd met terugwerkende kracht, hetgeen volgens vaste jurisprudentie van de RSJ niet is toegestaan. Daarbij is in onderhavig geval sprake van een bijzondere situatie, zodat geen sprake is van fraude. De urinecontrole is immers afgenomen gedurende een hittegolf. In de avond voorafgaand aan het afgeven van het monster, is klager geïnformeerd over de ophanden zijnde urinecontrole. De beklagcommissie heeft hier echter ten onrechte de conclusie aan verbonden dat klager bij het innemen van vocht rekening diende te houden met de ophanden zijnde urinecontrole. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is genomen op 8 augustus 2018 en is dus niet met terugwerkende kracht opgelegd. Dat de schriftelijke mededeling een dag later is ondertekend, maakt dit niet anders. De schriftelijke mededeling is ondertekend door een managementtrainee, die is aangesteld als plaatsvervangend directeur en derhalve daartoe bevoegd was.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier het navolgende vast. In de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf staat dat de straf is ingegaan op 8 augustus 2018. De schriftelijke mededeling dateert van 9 augustus 2018 en is ook op die dag namens de directeur ondertekend. Gelet hierop is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan een disciplinaire straf op grond van de Pbw niet met terugwerkende kracht worden opgelegd. In tegenstelling tot hetgeen de directeur heeft aangevoerd kan het woord ‘heden’ in de zin ‘(…) dat (…) u heden de volgende disciplinaire straf is opgelegd’ in de schriftelijke mededeling uitsluitend zien op de datum van ondertekening. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en het beklag alsnog gegrond verklaren. Hetgeen in beroep inhoudelijk is aangevoerd ter zake van de urinecontrole en de duiding van de uitslag treft naar het oordeel van de beroepscommissie geen doel. Aan klager kon derhalve in redelijkheid een disciplinaire straf worden opgelegd. De beroepscommissie acht daarom in dit geval geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 januari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven