Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1233/TB, 20 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                       

nummer:           R-18/1233/TB

betreft: [klager] datum: 20 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 6 juni 2018 van de Minister van Justitie en Veiligheid, verder te noemen de Minister,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Minister, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hoewel voor vervoer van klager naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel te Venray of FPK Woenselse Poort te Eindhoven afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 26 oktober 2010 is klager geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Klager heeft op 7 maart 2018 verzocht hem over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel of FPK Woenselse Poort. De Minister heeft op 6 juni 2018 klagers verzoek afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager heeft de lang gekoesterde wens om in de buurt van de woonplaats van zijn moeder behandeld te worden. Deze wens loopt als een rode draad door zijn verblijf in FPC Dr. S. van Mesdag. Mogelijk is er een verband tussen recente incidenten en het niet vervullen van klagers wens. Klager heeft onlangs positief gescoord op benzodiazepines. In verband met het incident van 25 januari 2018 heeft de inrichting aangifte gedaan. Klager heeft zo nu en dan een kort lontje en schiet dan uit zijn slof. In zijn boosheid bedreigt of beledigt hij iemand en wordt er weer aangifte gedaan. Hij is inmiddels op andere medicatie ingesteld. Hij voelt zich plezierig bij die medicatie en is minder snel boos. Hij wordt wel zwaarder door de medicatie. Het feit dat zijn verlof is ingetrokken, zou te verteren zijn als hij wel bezoek zou ontvangen. Zijn bezoek moet echter drie uur reizen. Als klager in FPC De Rooyse Wissel of FPK Woenselse Poort zou worden geplaatst, zou zijn bezoek nog maar drie kwartier hoeven te reizen. Klager wil daarom heel graag naar een inrichting in de buurt van zijn netwerk. Klagers moeder heeft hem al lange tijd niet bezocht. Eenmaal is hem omgekeerd bezoek verleend en mocht hij naar zijn moeder toe. Klager denkt aan uitstromen via Mondriaan in Heerlen of Vincent van Gogh in Venray. Als hij op een wachtlijst zou komen te staan en er weer een incident zou plaatsvinden, zou het mogelijk zijn dat hij in FPC Dr. S. van Mesdag blijft hangen en er geen zicht komt op een voorwaardelijk beëindiging van de maatregel. Bij klagers stoornis is een zekere mate van flexibiliteit van belang. Dat het contact met klagers familie als oppervlakkig wordt aangeduid, heeft misschien wel te maken met de reisafstand en de beperking in de contacten die dat met zich meebrengt. Destijds was hij in Noord-Holland in klinische behandeling en ook toen was er, wellicht door de reisafstand, vrijwel geen contact met zijn netwerk. Klager heeft nog steeds de wens om overgeplaatst te worden naar de regio van herkomst. Klager is voorgehouden dat een overplaatsing mogelijk vertraging in zijn behandeling zou opleveren en hij heeft daarop gereageerd met “Dan is dat maar zo”. Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Het belang van klagers behandeling prevaleert boven zijn wens om in de regio van zijn netwerk te worden geplaatst. Inmiddels is klager op een andere unit geplaatst en is hij sinds mei 2018 ingesteld op andere medicatie. In de afgelopen periode heeft een positieve ontwikkeling plaatsgevonden. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing zag FPC Dr. S. van Mesdag nog voldoende behandelmogelijkheden voor klager in de inrichting. Hij had geen veelvuldig contact met zijn familie en dit contact was oppervlakkig. Zijn netwerk is beperkt steunend. Er heeft eenmaal een omgekeerd bezoek plaatsgevonden en er is ook sprake geweest van contact via Skype. In verband met klagers verzoek om overplaatsing is contact opgenomen met FPC De Rooyse Wissel en FPK Woenselse Poort. Beide inrichtingen gaven aan geen meerwaarde te zien in opname van klager in hun inrichting. Een derde kliniek, de Pompestichting in Nijmegen, is niet meer benaderd vanwege de twee identieke visies van genoemde instellingen. Op 29 november 2018 is uitbreiding van zijn verlofmachtiging aangevraagd en dit is toegewezen. Klager heeft er nog geen gebruik van kunnen maken. Dit zal gebeuren als hij abstinent is. Toegewerkt zal worden naar uitstroom naar een FPA in de buurt van zijn netwerk. Dit zal met vallen en opstaan gaan. Er wordt echter een duidelijke verbetering gezien. Inmiddels zijn er voor alle tbs-inrichtingen wachtlijsten. Niet bekend is hoe lang het zou duren voordat klager in FPC De Rooyse Wissel of FPK Woenselse Poort zou kunnen worden geplaatst. Indien klager nu zou worden overgeplaatst naar een andere tbs-inrichting, dan zou dit contraproductief zijn en zijn behandeltraject vertragen. De wachtlijsten zijn niet het belangrijkste argument om klager niet over te plaatsen. Voorop staat dat er bij klager een positieve ontwikkeling plaatsvindt waarop FPC Dr. S. van Mesdag in zijn behandeling wil voortborduren.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Uit de inlichtingen van FPC Dr. S. van Mesdag komt naar voren dat de inrichting ten tijde van de bestreden beslissing nog behandelmogelijkheden voor klager zag zoals overplaatsing naar een andere unit en het instellen op andere medicatie. Bij de tbs-inrichtingen waarnaar klagers voorkeur uitgaat, is geïnformeerd hoe zij aankijken tegen opname van klager in dit stadium van zijn behandeling. Beide inrichtingen hebben aangegeven op dat moment geen meerwaarde te zien in opname van klager in hun inrichting. Inmiddels is klager overgeplaatst naar een andere afdeling in FPC Dr. S. van Mesdag en is hij ingesteld op andere medicatie. Gelet op de positieve ontwikkeling die is waargenomen, acht FPC Dr. S. van Mesdag het ook op dit moment in het belang van klagers behandeling dat klager niet wordt overgeplaatst en dat de behandeling wordt voortgezet in FPC Dr. S. van Mesdag. Gelet op de wachtlijsten zou een eventuele overplaatsing van klager naar een andere tbs-inrichting vertraging in zijn behandeling kunnen opleveren. De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, gelet op het bovenstaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn netwerk kan niet tot een ander oordeel leiden. Het belang van (de voortzetting van) klagers behandeling dient te prevaleren boven klagers regionale voorkeur. Daarbij komt dat door de Minister is aangekondigd dat vanuit FPC Dr. S. van Mesdag zal worden toegewerkt naar uitstroom in de regio van klagers netwerk. Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. M.J.H. van den Hombergh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2019.

 

      

                        secretaris                                                 voorzitter

Naar boven