Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/426/GA, 1 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/426/GA

betreft: [klager]            datum: 1 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug, gericht tegen een uitspraak van 8 mei 2018 van de beklagcommissie bij het CTP Veldzicht, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.   Ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.T. Schrama en de heer […] namens de directie van het CTP Veldzicht. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:                                     

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht met ingang van 29 december 2017 (VP-2018-000002). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Toen de sociotherapeut op 29 december 2017 medicatie wilde aanbieden aan klager, werd geconstateerd dat klager in een onnatuurlijke houding op bed lag, niet wakker te krijgen was en pillen naast hem lagen. In de dagen ervoor gaf hij ook een vreemde indruk. Voor klagers eigen veiligheid is daarom, in overleg met de psychiater, besloten tot de oplegging van een ordemaatregel met cameratoezicht. Gelet op voornoemde omstandigheden is de bestreden beslissing niet onredelijk. Het CTP Veldzicht is sinds begin 2016 aangewezen als penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Pbw. Het personeel is onvoldoende bekend met de toepassing van de Pbw. In het onderhavige geval is de ordemaatregel opgelegd door het afdelingshoofd. Inmiddels is naar aanleiding van jurisprudentie van de beroepscommissie duidelijk geworden dat enkel de directeur hiertoe bevoegd is.        Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In beroep zijn namens de directeur geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd. Daarom is onvoldoende aangetoond dat de oplegging van de ordemaatregel noodzakelijk was en dient de uitspraak van de beklagcommissie te worden bevestigd.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel 24a van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in. Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een afzonderingsmaatregel onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt daarbij is dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Op grond van artikel 5, vierde lid onder c, van de Pbw is de beslissing tot oplegging en verlenging van een afzonderingsmaatregel voorbehouden aan de directeur. De beroepscommissie stelt vast dat is gehandeld in strijd met voornoemde wettelijke bepalingen. De beslissing tot afzondering is genomen door het daartoe niet bevoegde afdelingshoofd en is door hem  ondertekend. Daarbij vermeldt de beslissing de toepassing van het cameratoezicht niet en kan hieruit evenmin worden afgeleid dat voorafgaand aan de beslissing een gedragsdeskundige of een inrichtingsarts om advies is gevraagd. In de beslissing staat bovendien niet vermeld voor welke duur de maatregel is opgelegd en wanneer deze aan klager is uitgereikt. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover aan de bestreden beslissing formele gebreken kleven. De bestreden beslissing kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid worden genomen. Hiertoe neemt zij in overweging dat klager in zijn cel is aangetroffen in een onnatuurlijke houding, hij nauwelijks wakker te krijgen was en op zijn bed pillen zijn aangetroffen. Ter bescherming van zijn lichamelijke toestand kon daarom in redelijkheid worden overgaan tot het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht. De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur daarom voor het overige gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en zij verklaart het beklag  alsnog ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover aan de bestreden beslissing formele gebreken kleven en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur voor het overige gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 februari 2019

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven