Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1628/TA, 17 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           R-18/1628/TA

betreft: [klager]                                                            datum: 17 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C. Heijmerink, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 september 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2018, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, […], psychiater en […], jurist.
Als toehoorder was aanwezig […], werkzaam bij de Raad.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 6 juli 2018 tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden (K-2018-000331).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Inmiddels is de dwangbehandeling al circa vijf keer verlengd. Klager heeft bijna alle beslissingen tot dwangbehandeling aangevochten, omdat hij niet ziek is. De diagnose klopt niet en de inrichting vertelt leugens. Er is geen gevaar aanwezig en dwangbehandeling is niet noodzakelijk. Voorts is in de beslissing onvoldoende geconcretiseerd op basis waarvan het beschreven gevaar op dit moment wordt vastgesteld. De genoemde voorbeelden dateren van jaren geleden. Klagers recht op zelfbeschikking wordt ernstig aangetast door de dwangbehandeling. De dwangbehandeling is in strijd met verscheidene grondrechten waaronder artikel 11 van de Grondwet. Bovendien maakt de medicatie klager ziek. Hij heeft last van speekselvloed en stijve spieren. Ook is hij emotioneel volledig afgevlakt. Hij wijt zijn huidige toestand aan de gevolgen van de hem reeds toegediende medicatie. Klager vindt het wel fijn dat hij met verlof mag. Hij drinkt tijdens zijn verloven koffie en eet croissantjes.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Sinds 1 februari 2017 wordt klager in het kader van een a-dwangbehandeling gedwongen behandeld. Hiervoor was sprake van een b-dwangbehandeling. In eerdere reacties op schorsingsverzoeken en beroepszaken en de maatregeltekst van 6 juli 2018 is toegelicht welke minder bezwarende middelen zijn overwogen bij de beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling. Voortzetting van de a-dwangbehandeling is nog altijd noodzakelijk. Het beschreven gevaar bestaat uit fysieke agressie naar anderen of zichzelf. Deze agressie heeft in het verleden vaker geleid tot contacten met politie, veroordelingen door de strafrechter voor bedreiging en mishandeling, het indexdelict en zeer ernstige automutilatie. Op dit moment is sprake van een redelijk stabiel beeld waarbij de psychotische symptomen in de alledaagse omgang met klager niet op de voorgrond staan. Echter, bij diepgaandere interviews gesprekken met klager blijkt dat hij nog steeds wanen heeft en denkt uitverkoren te zijn door God. Tevens spreekt hij over ‘driehoektijd’, waarbij hij nummers koppelt aan bepaalde gebeurtenissen en hieraan onnavolgbare conclusies verbindt. De wanen zijn op dit moment niet allesoverheersend zoals dit ten tijde van het indexdelict wel het geval was. Klager bagatelliseert echter de mishandeling van zijn moeder nog altijd en externaliseert zijn automutilatie. De automutilatie zou volgens hem veroorzaakt zijn door de medicatie. Hij ontkent dat psychotische belevingen hierin een rol hebben gespeeld. Zijn inzicht is niet toegenomen. De afgelopen maanden is er ondanks de vele gesprekken geen ontwikkeling geweest in ziektebesef en -inzicht. Hij geeft geregeld aan dat hij geen medicatie nodig heeft en blijft herhalen dat hij zal stoppen met de medicatie zodra hij daar de kans toe heeft. Zonder medicatie is de verwachting – op basis van ervaringen uit het verleden – dat klager snel zal decompenseren en niet zal kunnen resocialiseren. Naast dat bij een decompensatie weer gevaar op ernstige lichamelijke schade ontstaat door fysieke agressie, is ook het decompenseren zelf schadelijk voor klager. Het zou klager ernstig tekort doen als telkens wanneer het beter met hem gaat het evenwicht verstoord raakt door het staken van de behandeling. In april 2018 is klager voor het eerst begeleid verlof verleend. Sindsdien gaat klager ongeveer een keer per twee weken met begeleid verlof. De verloven verlopen tot op heden naar verwachting. Zou de medicatie niet meer gegeven worden dan moet rekening worden gehouden met een snelle decompensatie met toegenomen veiligheidsrisico’s en gezondheidsachteruitgang bij klager. De verloven zullen dan ook worden gestaakt bij het niet nemen van medicatie. Derhalve is een voortzetting van de dwangbehandeling ook aangewezen om vertraging van klagers traject te voorkomen.

Het klopt dat klager erg vlak is met de huidige medicatie. Ook zijn de psychoses niet helemaal verdwenen. Klager wordt daarom thans overgezet op andere medicatie. Inmiddels is hij goed ingesteld op clozapine. Daarnaast loopt nog een depot Cisordinol in verband met klagers verloven, maar de bedoeling is dat de Cisordinol volledig wordt afgebouwd. Het is altijd even zoeken naar de juiste medicatie.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 16c, eerste lid, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)inrichting moet verblijven. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Ingevolge artikel 16c, vijfde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot voortzetting van de a-dwangbehandeling indien dit blijkens overleg met de behandelend psychiater nodig is.

Uit de stukken komt het volgende naar voren. Klager is gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Zonder anti-psychotische medicatie kan hij fors decompenseren. Dit leidt tot gevaar voor fysieke agressie naar anderen en naar klager zelf. Klager is niet bereid vrijwillig medicatie in te nemen. Andere maatregelen kunnen deze gevaren niet wegnemen. Voor een langdurig en adequaat risicomanagement wordt chronisch gebruik van anti-psychotische medicatie noodzakelijk geacht. Voortzetting van de dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht om een resocialisatietraject op een veilige manier voort te zetten.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting, gezien de eerder gemaakte keuze om ten aanzien van klager een a-dwangbehandelingstraject met medicatie in te zetten en gezien de omstandigheden als hierboven vermeld, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de eerder ten aanzien van klager ingezette a-dwangbehandeling verder voort te zetten. Op grond van de stukken en wat ter zitting is besproken is aannemelijk dat klager, als hij geen antipsychoticum zou innemen, weer psychotisch zal afglijden en dat er dan weer sprake zal zijn van agressie naar anderen of zichzelf, waardoor de behandeling moeizaam zal verlopen, verloven geen doorgang meer kunnen vinden en een langdurig verblijf in een tbs-inrichting dreigt.

Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken is de beroepscommissie voorts van oordeel dat de bestreden beslissing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit die stukken blijkt dat klager weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiaters de enige manier is waarop het gevaar dat zijn stoornis klager doet veroorzaken kan worden weggenomen.

Verder blijkt uit de stukken dat klager elke twee weken is besproken in de commissie voorbehouden beslissingen en dat die commissie ten tijde van de bestreden beslissing – klager was op dat moment niet bereid tot vrijwillige inname van medicatie – geen alternatieven voor a-dwangbehandeling zag.

Ook acht de beroepscommissie aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect, te weten resocialisatie van klager, kan bewerkstelligen. Uit de stukken komt naar voren dat na toediening van antipsychotica klagers toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk zijn verbeterd, in die zin dat sprake is van een redelijk stabiel toestandsbeeld en psychotische symptomen in het dagelijks contact met klager niet langer op de voorgrond staan. Per april 2018 is aan klager begeleid verlof verleend en de verloven verlopen volgens verwachting.

Gezien het vorenstaande kan de bestreden beslissing van het hoofd van de inrichting, die anders dan klager meent voldoende gemotiveerd en onderbouwd is, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.   

De beroepscommissie acht het bij een a dwangbehandeling als deze in het kader van de zorgvuldigheid wenselijk dat bij voorkeur vanaf een tweede en uiterlijk bij een derde verlenging een onafhankelijk psychiater zijn oordeel geeft over de noodzaak en toepassing van de a dwangbehandeling en dat bij elke volgende verlenging opnieuw een dergelijk onafhankelijk oordeel wordt ingewonnen.

Nu in dit geval de dwangbehandeling sinds de aanvang daarvan in februari 2017 al meer dan drie maal is verlengd acht de beroepscommissie het in het kader van de zorgvuldigheid wenselijk dat voorafgaand aan een eventuele volgende verlenging een onafhankelijk psychiater zijn oordeel geeft over de noodzaak en toepassing van verdere a-dwangbehandeling.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 januari 2019

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven