Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1419/TA, 12 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1419/TA

betreft: […]      datum: 12 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J. van Galen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] en […], beiden (staf)jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de op 29 januari 2018 opgelegde afzondering (RV2018/58).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De beklagcommissie is niet ingegaan op de klacht dat de afzonderingsbeslissing gebrekkig is gemotiveerd. Met name is niet gemotiveerd waarom niet met afdelingsarrest volstaan had kunnen worden. De inrichting heeft nergens concreet vermeld waaruit het gevaar van klager voor de orde en veiligheid in de inrichting heeft bestaan. Volgens de inrichting zou klager hebben gedreigd met wat buiten de inrichting zou kunnen gebeuren. Nu zich in de inrichting nooit incidenten hebben voorgedaan, is de opgelegde afzondering een te ver strekkende maatregel en had met afdelingsarrest volstaan kunnen worden. 

Klager heeft ter zitting hieraan het volgende toegevoegd. Met klager gaat het goed, maar met een hoop medewerkers in de inrichting gaat het minder goed. Als hij hoofd van de inrichting was zou hij zich grote zorgen maken, gelet op hoe in de inrichting met patiënten wordt omgegaan. Klager heeft het opgegeven om via beklag en beroep te proberen verbetering voor zichzelf en medepatiënten te bereiken. Er zijn twee medepatiënten overleden. Klager had gedacht dat de beroepscommissie meer als toezichthoudende instantie kon doen om wanpraktijken een halt toe te roepen. Klager is uitbehandeld en heeft geen enkele ambitie meer in het leven.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Tijdens een gesprek op 26 januari 2018, waarin klager is gevraagd op een constructieve manier een bijdrage te leveren aan het klimaat op de afdeling, en de dagen daarna is geprobeerd om met klager tot samenwerking te komen. Klager deed dreigende uitspraken jegens het personeel en er was sprake van intimidatie op grond waarvan klager een time-out is opgelegd. Klager kwam ook daarna niet tot samenwerking met sociotherapie. Er was sprake van groepsontwrichtend gedrag en klagers gemoedstoestand was niet in te schatten. De spanning is daardoor zodanig hoog opgelopen dat is besloten om klager in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting af te zonderen om weer in samenwerking te komen. Klager heeft wel degelijk dreigende uitspraken richting het personeel gedaan, waardoor het personeel zich bedreigd heeft gevoeld.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Naar het oordeel van de beroepscommissie is door de inrichting voldoende gemotiveerd dat op grond van klagers bedreigingen, die niet door klager zijn weersproken, na een opgelegde time-out moest worden besloten klager af te zonderen, omdat in redelijkheid van afdelingsarrest onvoldoende het beoogde effect - te weten in samenwerking komen - was te verwachten. Gelet op klagers opstelling had hij immers tijdens afdelingsarrest onrust bij personeel en medepatiënten kunnen blijven veroorzaken.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2019.

 

 

             

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven