Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1349/TA, 19 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1349/TA

betreft: [klager]            datum: 19 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] en […], beiden (staf)jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de op 9 februari 2018 opgelegde afzondering (RV-2018-84).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De door de inrichting beschreven gedragingen en houding van klager zijn onjuist. Op 8 februari 2018 was sprake van een ruzie tussen twee medepatiënten. Daar waren niet meer medepatiënten bij betrokken. Klager heeft daarin geen aandeel gehad maar heeft de boel juist gesust. Die avond is alles uitgesproken en de veiligheid op de afdeling was gegarandeerd. Klager heeft geen imponerend en dreigend gedrag vertoond. Hij heeft niets gebagatelliseerd maar alleen maar de feiten weergegeven.  Ten onrechte is klager de volgende dag na een afstemmingsoverleg afzondering opgelegd en heeft deze maatregel tot 20 februari 2018 voortgeduurd. Tot en met de laatste dag van de afzondering heeft klager een andere visie op het incident van 8 februari 2018 dan de inrichting. De psychiater was nieuw op de afdeling en is alleen langsgekomen om zich voor te stellen. Dit heeft niets met de afzonderingsmaatregel te maken.

Klager heeft moeite met autoriteit als hij ten onrechte op een maatregel wordt gezet en die maatregel voortduurt. Het is belangrijk dat de inrichting daar meer oog voor heeft.   

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Anders dan namens klager wordt gesteld, was wel een viertal patiënten waaronder klager betrokken bij het incident van 8 februari 2018. Klager stelt de boel te hebben willen sussen, maar de patiënten spraken niet in het Nederlands. Daarom was voor sociotherapie niet in te schatten wat er werd gezegd. De situatie werd als zeer dreigend ervaren. Volgens de manager van de afdeling bleef spanning tussen het viertal, waaronder klager, bestaan. Daarbij was sprake van imponerend en dreigend gedrag van klager naar één van de medepatiënten en was klager niet goed in contact met sociotherapie. Tijdens de afzondering was klager tot 20 februari 2018 niet of slechts functioneel in contact. De psychiater is op 13 februari 2018 langsgekomen om met klager te spreken met het oog op het geven van een advies over verlenging van klagers tbs, maar klager wilde daar niets van weten en gaf aan dat zij moest oprotten. Dit heeft niets met het opleggen van de maatregel, maar wel met het voortduren daarvan te maken.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat ook in beroep niet aannemelijk is geworden dat het door de inrichting beschreven gedrag van klager niet zou kloppen en of dat de afzondering en de duur daarvan als onredelijk en onbillijk zouden moeten worden aangemerkt. Hieraan kan niet afdoen dat klager daarover een ander gevoel heeft en gevoelig is voor autoriteit als hem naar zijn mening onrecht wordt aangedaan.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 februari 2019.

 

 

                         

 

            secretaris         voorzitter

 

                       

 

 

 

 

 

 

Naar boven