Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1184/TA, 12 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1184TA

betreft: [klager]            datum: 12 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens [klager], verder te noemen […], gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] en […], beiden (staf)jurist.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de op 9 februari 2018 opgelegde maatregel van afzondering (RV 2018/83).

De beklagcommissie heeft het beklag - naar de beroepscommissie begrijpt - ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Weliswaar vermeldt het dictum: “De beklagcommissie verklaart het klaagschrift niet-ontvankelijk”, maar dit kan in het licht van de inhoudelijke beoordeling van de klacht door de beklagcommissie niet anders dan als een kennelijke schrijffout worden aangemerkt.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft niet gedreigd bij het incident op 8 februari 2018 maar alleen met de deur gegooid. Hij is aangevallen door de medepatiënt die een EVBG-status heeft gehad en met wie klager al langer problemen had. Klager verbleef op de afdeling de Nijl tussen verpleegden die een sterretjesstatus hebben gehad en waardoor er veel onrust op de afdeling was. Hij had al wekenlang gemeld zich onveilig te voelen en dat dit uit de hand zou lopen met betrekking tot medepatiënten, waarop door de staf niet of te weinig is gehandeld. Het is uitgelopen op een dreigement van de medepatiënt met een mes op de afdeling. Uit emotie heeft klager op 8 februari 2018 gezegd dat hij voor zijn eigen veiligheid liever van de afdeling afging. Diezelfde avond is door beide patiënten alles uitgesproken en de veiligheid gegarandeerd. De volgende dag is klager zonder problemen op de afdeling geweest hetgeen goed is verlopen. Hij kan daarom niet begrijpen dat hij alsnog werd afgezonderd. Er was geen reden voor afzondering meer. Tijdens de afzondering heeft klager zich niet altijd correct gedragen maar dat kwam omdat de maatregel hem ten onrechte is opgelegd en te lang duurde.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De maatregel is niet zozeer vanwege het incident op 8 februari 2018 opgelegd, maar naar aanleiding van een opeenstapeling van incidenten die gedurende een aantal dagen en weken daarvóór hadden plaatsgevonden. Het incident van 8 februari 2018, waar verschillende lezingen over bestaan, is niet de aanleiding voor de maatregel, maar eerder de spreekwoordelijke druppel. Dat de maatregel niet direct is opgelegd en eerst afstemmingsoverleg moest plaatsvinden, duidt daar ook op. De maatregel is in het belang van klager en het belang van de afdeling opgelegd. Klager was ten tijde van het opleggen van de maatregel weliswaar in samenwerking, maar dat wisselde over een langere periode die daaraan voorafging. Benadrukt is in de schriftelijke mededeling dat de afzondering noodzakelijk was vanwege klagers gedrag van de afgelopen weken. Het gaat om gedrag waarbij klager vanuit een onveilig gevoel met de beste bedoelingen dreigementen over medepatiënten roept en een onveilige sfeer op de afdeling ontstaat.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat in de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel van 9 februari 2018 expliciet is verwezen naar klagers gedrag over de afgelopen weken en dat dit gedrag door en namens klager niet is betwist. Voorts is in aanmerking genomen dat de afzonderingsmaatregel op 12 februari 2018 is beëindigd omdat klager eerst toen in voldoende mate voldeed aan de voorwaarden voor opheffing van de maatregel en de duur van de afzondering daarom niet als onredelijk lang kan worden aangemerkt.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2019.

 

 

  

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven