Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1011/TA, 16 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                          

nummer:                R-18/1011/TA

Betreft:      [klager]        datum: 16 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager, gericht een uitspraak van 29 maart 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder ook te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsman mr. K. Bruil.

Tevens was ter zitting als toehoorder aanwezig dhr. […], waarnemend algemeen secretaris van de RSJ.

Namens het hoofd van FPC De Kijvelanden is schriftelijk meegedeeld dat de vertegenwoordiger(s) van het hoofd van de inrichting verhinderd is/zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         de oplegging van afdelingsarrest op 29 november 2017;

b.         de verlenging van afdelingsarrest ingaande op 27 december 2017;

c.         de verlenging van afdelingsarrest ingaande op 24 januari 2018 en

d.         de verlenging van afdelingsarrest ingaande op 21 februari 2018 (K-2017-000402, K-2018-000001, - 019, 022, - 026, - 040 en - 052).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag vermeld onder a, het beklag vermeld onder d gegrond verklaard, het hoofd van de inrichting opgedragen een nieuwe beslissing te nemen en (nog) geen tegemoetkoming toegekend en het beklag vermeld onder b en c ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager profileert zich niet anders dan hij is. Er is geen sprake van onderhuidse agressie. In 2006 is er sprake geweest van één incident. Daarna niet meer. Er wordt alleen naar het verleden gekeken. Hij heeft vier jaar in de inrichting verbleven zonder enig probleem. Totdat de mobifinder afging en gezegd werd dat hij in telefoons handelde. Het afdelingsarrest is telkens onterecht verlengd en heeft veel te lang geduurd. Er waren geen aanknopingspunten om het afdelingsarrest te verlengen. De verlenging was niet noodzakelijk. Er was geen sprake van gevaar. Er hadden geen incidenten plaatsgevonden en er was geen sprake van positieve urinecontroles. De verlengingen waren disproportioneel. De wettelijke aantekeningen staan haaks op hetgeen de inrichting heeft aangevoerd.

Klager verblijft sinds 29 november 2018 in de nieuwe locatie van het PBC te Almere. Het is voor hem niet prettig om daar te zitten tussen psychotische mensen en hij verblijft veel op cel. Hij heeft de eerste drie weken niet meegewerkt aan het onderzoek maar volgens zijn advocaten maakt hij kans op een longstayplaatsing als hij niet meewerkt. Omdat hij aanvankelijk niet meewerkte maar nu wel is zijn verblijf in het PBC met drie tot vier weken verlengd. Hij heeft zich in het PBC heel netjes gedragen en maar één klacht ingediend bij de beklagcommissie van het PBC over het niet krijgen van fysiotherapie. In februari 2019 zal een zorgconferentie worden gehouden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot de onderhavige zaak niet nader toegelicht.

 

3.         De beoordeling.

a: Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de verlenging van klagers afdelingsarrest d.d. 29 november 2017 - in de uitspraak van de beklagcommissie is abusievelijk vermeld 29 november 2018 hetgeen door de beroepscommissie wordt aangemerkt als een kennelijke schrijf- en/of typefout, waarvoor zij in de plaats leest: 29 november 2017 - kan, nu de beklagcommissie al op 6 maart 2018 op het beklag heeft beslist en klager met betrekking tot a. niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal in zoverre het beroep ongegrond verklaren.

b en c: Uit de stukken en de behandeling ter zitting is vast komen te staan dat klager ten tijde van de beslissingen van 27 december 2017 en 24 januari 2018 doorging met het uiten van beschuldigingen over het personeel naar andere instanties, boosheid en frustraties ontkende en weigerde om hierover in gesprek te gaan met het behandelteam. Klager bevond zich nog steeds in een hoge fase van de vroeg-signalering, was moeilijk in te schatten en voldeed niet aan de voorwaarden die verbonden waren aan de beëindiging van zijn afdelingsarrest.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen, gelet op het hiervoor vermelde, de beslissingen van het hoofd van de inrichting om in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting klagers afdelingsarrest met ingang van

27 december 2017 en 24 januari 2018 te verlengen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve het beroep in zoverre ongegrond verklaren.

d: Nu de beroepscommissie in RSJ 13 juli 2018, 18/670/TA en 18/756/TA, ter zake van het beklag met betrekking tot de verlenging van klagers afdelingsarrest op 21 februari 2018 al heeft beslist kan klager in zoverre niet in het beroep worden ontvangen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep met betrekking tot d. en verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met deels wijziging/aanvulling van de gronden.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2019.

                    

              

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven