Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1163/JB, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-18/1163/JB

Betreft:            [klager]                                                                                   datum: 14 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. H.M.G. Peters, namens […], geboren op [..], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 7 juni 2018 van de selectiefunctionaris (hierna: verweerder), alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.G. Peters. De moeder van klager was bij de behandeling van het beroep aanwezig.  

Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De bestreden beslissing

Verweerder heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind (hierna: Teylingereind), ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 1 december 2017 (onder meer) de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Verweerder heeft op 20 maart 2018 beslist klager te plaatsen in Teylingereind. Klager is op 21 maart 2018 in die inrichting geplaatst.

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager geeft aan dat het niet geweldig met hem gaat in Teylingereind. Hij werkt wel mee aan de behandeling, maar de behandeling is nog niet echt van de grond gekomen. Klager heeft gehoord dat hij is aangemeld voor schematherapie. Hij heeft een intakegesprek gehad, maar dat is alles. Klager heeft tot nu toe geen individuele therapie gevolgd. Er had meer moeten gebeuren in de afgelopen periode. Hij heeft wel de interventie Leren van Delict succesvol afgerond. In de Catamaran voerde klager behandelgesprekken en volgde hij systeemtherapie. De behandeling TACt had hij bijna afgerond, maar hij moest vlak voor afronding weg bij de Catamaran. Klager heeft een gesprek gehad over het volgen van EMDR, maar hij heeft daaraan geen goed gevoel overgehouden. Klager ervaart het als lastig telkens over het seksuele aspect in zijn delicten bevraagd te worden. Het voelde voor klager niet veilig om zulke vertrouwelijke informatie prijs te geven. De behandelrelatie was destijds niet optimaal en ook nu is klager van mening dat er geen behandelrelatie tot stand is gebracht.

Klager heeft tijdens zijn verblijf bij de Catamaran ervaren dat het contact soepeler verliep en dat hij het makkelijker vond om daar dingen te bespreken dan bij Teylingereind. Klager heeft vertrouwen in de Catamaran. In de Catamaran werd er beter op de jongeren gelet en er wordt menselijker met hem omgegaan. De punten waaraan klager moet werken zijn impulsiviteit en het omgaan met andere mensen. Klager vindt het belangrijk om zijn scholing serieus op te pakken. Klager wordt in Teylingereind gepest en mishandeld. Hij wordt depressief van Teylingereind. Klager gaat er minder naar school. Dit omdat het op school met de andere jeugdigen niet prettig voelt en de lessen vaak maar twee uur in totaal duren, terwijl vaak sprake is van uitval. Als klager in Teylingereind moet blijven, dan weet hij niet hoe het verder moet. Hij ziet het niet zitten en denkt dat het een lang traject wordt. Voor klager is duidelijk dat er veel meer mensen ontevreden zijn over Teylingereind. Als voorbeeld noemt klager dat een aantal mensen ontslag heeft genomen, omdat zij niet meer naar hun werk durfden. Klager vindt niet dat hij nauwelijks empathie heeft richting groepsgenoten. Hij hoort het echter wel vaker gezegd worden. Klager probeert normaal met mensen om te gaan. De jongens in Teylingereind zijn harder dan in de Catamaran. Daardoor houdt klager zich meer op de achtergrond.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing om klager in Teylingereind te plaatsen onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar hetgeen in het bezwaar- en beroepschrift naar voren is gebracht. Ter zitting heeft zij het volgende naar voren gebracht. De rechter bepaalt de straf en het Openbaar Ministerie voert de straf uit. De rechtbank heeft een p.i.j.-maatregel opgelegd en heeft daarbij uitdrukkelijk onderbouwd uitgelegd waarom de Catamaran voor klager passend zou zijn voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. In artikel 12, vijfde lid van de Bjj, staat opgenomen dat de selectiefunctionaris bij de beslissing tot plaatsing, overplaatsing of overbrenging de aanwijzingen van het Openbaar Ministerie en van de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd, in aanmerking neemt. Naast het feit dat de rechtbank uitdrukkelijk heeft geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de p.i.j.-maatregel te laten plaatsvinden in de Catamaran, scharen ook de officier van justitie, de psychiater en de psycholoog, SAVE, de Raad voor de Kinderbescherming en de ouders van klager zich achter dat advies. Niet duidelijk is geworden waarom verweerder is afgeweken van dit advies. Er is sprake van zeer heftige problematiek bij klager. Teylingereind onderschrijft de ernst van de problematiek en deze staat dan ook niet ter discussie. Gedragsdeskundigen spreken over psychopathische trekken. Het hoofd behandeling van Teylingereind heeft op 6 maart 2018 laten weten dat hij denkt dat klager niet per se binnen de Catamaran behandeld moet worden. ‘Per se’ is niet een wettelijk criterium. Bovendien is niet helder wat Teylingereind wél voor klager kan doen. Dit terwijl de Catamaran wijst op de risico’s van plaatsing van klager in een j.j.i., omdat klager een individuele behandeling nodig heeft. Teylingereind ervaart ook problemen met klager op de groep. Er is sprake van een verstoorde vertrouwensrelatie tussen klager en Teylingereind. De groepsleiding doet niets aan het feit dat klager wordt gepest en dat er van hem wordt gestolen. Na een incident waarbij klager gewond is geraakt, heeft hij vanuit de inrichting geen passende medische zorg ontvangen. Klagers ouders zijn zeer ontevreden over de inrichting. De vraag blijft voor klager of de plaatsing in Teylingereind slechts, dan wel voornamelijk, is ingegeven vanuit beveiligingsoogpunt. Klager vraagt zich af hoe een en ander te rijmen valt met het doel van zijn behandeling, het pedagogische aspect en zijn zorgbehoeften. Sinds klagers vierde levensjaar is men al op zoek naar passende hulp voor hem. Het bieden van structuur en veiligheid binnen een j.j.i. is daartoe niet voldoende. Dit aspect is onderbelicht in de beslissing van verweerder.

Verweerder heeft inzake het beroep schriftelijk het volgende standpunt naar voren gebracht.

Verweerder verwijst naar de gegeven reactie op het bezwaarschrift. Ondanks het plaatsingsadvies van de rechtbank, vindt de tenuitvoerlegging van een p.i.j.-maatregel in een j.j.i. plaats. De j.j.i.’s zijn op grond van de Bjj namelijk de aangewezen plek, tenzij er sprake is van iemand bij wie de benodigde zorg niet binnen het aanbod van de j.j.i.’s geboden kan worden. Gedurende de tenuitvoerlegging wordt bekeken op welke plek de jeugdige behandeld moet worden. Dit gebeurt op basis van het verloop van de behandeling binnen de j.j.i., op basis van uitgebrachte adviezen en rekening houdend met (wachtlijsten bij) plaatsingsmogelijkheden bij verschillende ggz-instellingen. 

In het beroepschrift van klager wordt voorbij gegaan aan het feit dat het advies tot behandeling in de Catamaran is gegeven in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM). Blijkens het vonnis achtte de rechtbank een GBM echter niet afdoende, gelet op beschreven problematiek. Daarnaast heeft de rechtbank specifiek overwogen dat de veiligheid van personen de oplegging van de p.i.j.-maatregel vereist. Uit het schrijven van de psychiater van de Catamaran van 6 april 2018 blijkt dat ten tijde van de advisering tot verblijf in de Catamaran het vooruitzicht bestond dat klager een voorwaardelijke p.i.j.-maatregel opgelegd zou krijgen. Tijdens de opname bij de Catamaran bleek dat klager nauwelijks empathie liet zien richting zeer kwetsbare groepsgenoten. De veiligheid van de groepsgenoten, en ook klagers veiligheid, kon enkel gewaarborgd worden doordat klager een individueel programma volgde. Volgens de Catamaran is het niet gelukt om met klager een vertrouwensrelatie op te bouwen. Ondanks dat in de rapporten wordt aangegeven dat op basis van de problematiek behandeling binnen een ggz-instelling de voorkeur geniet, blijkt dit niet direct de meest wenselijke setting te zijn om klager te behandelen. Klager volgde immers een individueel programma om de veiligheid van anderen en hemzelf te waarborgen. Gelet op de constatering van de rechtbank dat de veiligheid van personen de oplegging van de p.i.j.-maatregel noodzakelijk maakte en de informatie van de psychiater van de Catamaran van 6 april 2018, is de plaatsingsbeslissing niet onredelijk. Uit recentere informatie kan worden afgeleid dat klager in de afgelopen periode heeft laten zien dat (lichte) contactgroei mogelijk is en hij meer openheid van zaken geeft. Klager werkt, zij het vanuit externe motivatie, mee aan de interventie Leren van Delict. Klager is manipulatief en heeft last van stemmingswisselingen. Groepsgenoten pesten hem, waarbij hij zelf ook iets lijkt te doen. De laatste periode lijkt dit beter te gaan.

 

4.         De beoordeling

Klager is het niet eens met zijn plaatsing in Teylingereind, omdat hij, zoals door de rechtbank uitdrukkelijk is geadviseerd - en welk advies wordt ondersteund door andere instanties - zijn p.i.j.-maatregel in de Catamaran wil ondergaan.

De beroepscommissie overweegt allereerst dat het uitgangspunt is dat een jeugdige met een p.i.j.-maatregel in een j.j.i. wordt geplaatst, als behandeling daar mogelijk is. Immers, ingevolge artikel 8, onder e van de Bjj, zijn inrichtingen bedoeld voor personen aan wie de p.i.j.-maatregel is opgelegd. Een p.i.j.-maatregel dient daarom in beginsel ten uitvoer te worden gelegd binnen een j.j.i.. Wanneer sprake is van psychiatrische problematiek die niet behandeld kan worden binnen een j.j.i., kan plaatsing binnen een andere instelling worden overwogen. De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat bij klager sprake is van zodanige psychiatrische problematiek dat deze ertoe zou hebben moeten leiden dat klager niet in een j.j.i. geplaatst had behoren te worden, waardoor zou moeten worden geconcludeerd dat die plaatsing als onredelijk of onbillijk moet worden beschouwd. 

In het geval van klager heeft verweerder blijkens de plaatsingsbeslissing beoordeeld dat klager in j.j.i. Teylingereind behandeld kan worden. In de plaatsingsbeschikking van 20 maart 2018 staat overwogen:

“[…] Ik heb na bestudering van jouw dossier en op advies van de manager opvoeding & behandeling van r.j.j.i. De Hartelborgt alsmede de manager opvoeding & behandeling van j.j.i. Teylingereind beoordeeld dat jij behandeld kan worden binnen een justitiële jeugdinrichting.”   

De ‘manager behandeling en observatie’ van Teylingereind heeft op 6 maart 2018 aan verweerder te kennen gegeven dat hij van mening is dat, alle stukken overziend, klager niet per se in de Catamaran behandeld moet worden. Teylingereind ziet een antisociale jongen, die prima in een j.j.i. past. Er is geen sprake van psychiatrie in de engere zin die een plaatsing in de ggz rechtvaardigt.

In een brief van de psychiater van de Catamaran van 14 februari 2018 wordt klager omschreven als een manipulatieve jongen. Hij is brutaal in contact met groepsgenoten en maakt een sombere en wantrouwende indruk tijdens de intake. De identiteitsontwikkeling lijkt verstoord. Het antisociale en manipulerende gedrag lijkt een coping strategie te zijn. Vanaf de start van de opname werkt klager ogenschijnlijk mee aan interventies, maar bespreekt nauwelijks wat hem bezighoudt. Emoties lijken afgesplitst, mogelijk passend bij de bekende hechtingsstoornis, maar eventueel ook wijzend op een posttraumatische stressstoornis. Klager heeft zich op 6 november 2017 onttrokken aan de begeleiding tijdens een begeleid huisbezoek bij moeder. Op 12 december 2017 is klager opnieuw opgenomen, na oplegging van de p.i.j.-maatregel en in afwachting van een definitieve plaatsing. Op de afdeling wordt een wisselend beeld gezien, waarbij klager een individueel programma opgelegd heeft gekregen, om contact met groepsgenoten te beperken. Het empathisch vermogen van klager lijkt beperkt. Sinds de opname bij de Catamaran laat klager een zorgelijk beeld zien, waarbij hij nauwelijks groepsgeschikt is en in het contact met het behandelteam is hij wantrouwend. Het psychiatrisch beeld roept vermoedens van niet onderkende PTSS op. Daarnaast is sprake van zeer ernstige hechtingsproblematiek, die zich uit in aanhoudende gedragsproblemen en een gebrek aan sociale vaardigheden. Klager lijkt door zijn verbale vaardigheden te worden overschat. Vermeld wordt dat bij een plaatsing in een j.j.i. het risico bestaat dat klager zich negatief laat beïnvloeden door antisociale leeftijdsgenoten, dat klager zal verharden en nog minder openheid over zijn belevingswereld gaat geven.   

Van dezelfde psychiater van de Catamaran dateert een brief van 6 april 2018, waarin het volgende wordt aangegeven. Destijds is - op basis van Pro Justitia rapportage opgemaakt in het kader van een behandeltraject op grond van een voorwaardelijke p.i.j.-maatregel en ondanks de beperkte behandelmotivatie en afwezigheid van bijkomende psychiatrische problematiek - besloten klager een kans te geven binnen de Catamaran, ook omdat er op dat ogenblik weinig andere behandelopties waren, in het kader van die geadviseerde voorwaardelijke p.i.j.-maatregel. Eerdere vermoedens van een PTSS werden in de loop van de opname niet bevestigd. In de eerdere brief van de psychiater wordt niet geadviseerd om de behandeling bij de Catamaran voort te zetten, maar wordt wel gewezen op de risico’s van plaatsing in een j.j.i.. Er wordt gevreesd voor verharding. Anderzijds is tijdens de opname binnen een forensische jeugdpsychiatrische kliniek gebleken dat klager nauwelijks empathie laat zien richting zeer kwetsbare groepsgenoten. De veiligheid van klager en de groepsgenoten kon enkel worden gewaarborgd middels een voor klager individueel programma. Daarnaast is het niet gelukt om met klager een vertrouwensrelatie op te bouwen. De behandelrelatie met ouders was zeer broos.   

Uit informatie van de ‘manager behandeling en observatie’ van Teylingereind van 7 juni 2018 blijkt dat de psychiatrische problematiek van klager dermate ernstig is dat deze een grote rol speelt in zijn dagelijks functioneren. Naar inzicht van de j.j.i. staat de problematiek op de voorgrond. Daarbij is echter duidelijk dat de afspraken, regels en structuur van de j.j.i. voor klager belangrijke voorwaarden zijn om te kunnen functioneren. Teylingereind stelt zich op het standpunt dat klager goed op zijn plek is in de inrichting en ook daar behandeld dient te worden. Men denkt dat het gelet op de ernst van de problematiek om een lang traject zal gaan.

De beroepscommissie komt tot de conclusie dat uit de bovengenoemde informatie van de Catamaran en Teylingereind uit 2018 onvoldoende kan worden afgeleid dat bij klager sprake is van zodanige psychiatrische problematiek dat hij niet in een j.j.i., maar uitsluitend in een inrichting als de Catamaran kan worden behandeld.

Gelet op het voorgaande, kan de beslissing van de selectiefunctionaris, die afwijkt van het advies van de rechtbank, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 14 januari 2019

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                                 voorzitter

 

 

Naar boven