Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2111/TP, 16 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2111/TP

betreft: [klager] datum: 16 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 7 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, is klaagster gehoord.
Namens de Minister is gehoord mevrouw mr. [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klaagster in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 6 oktober 2002 verlengd tot en met 3 januari 2002.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 30 maart 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat zij van overheidswegezal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klaagster is ingegaan op 14 april 2001. Sindsdien heeft klaagster in afwachting van haar plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting voor vrouwen (PIV)Breda te Breda. De Minister heeft bij beschikking d.d. 24 juni 2002 besloten tot plaatsing van klaagster in de GGzE De Grote Beek te Eindhoven. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. Klaagster zou oorspronkelijk in Hoeve Boschoord worden geplaatst maar, omdat de wachttijd voor Hoeve Boschoord zo lang duurde, is klaagster nu geselecteerd voor de GGzE De Grote Beek.Klaagster vindt het veel te lang duren en is van mening dat het langdurig verblijf in de p.i. schadelijk is voor haar psychische gesteldheid en dat zij achteruit gaat. Klaagster kan zich niet meer herinneren of ze met een psychiaterheeft gepraat in de maand november. Klaagster verveelt zich in de PIV en heeft daar de boel op stelten gezet.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Omdat de exacte datum van uitreiking van de beslissing niet meer te achterhalen valt en een datum op het beroepsschrift ontbreekt, kan niet worden nagegaan of klaagster tijdig het beroep heeft ingediend. Uit het oogpunt vanredelijkheid en billijkheid wordt klaagster toch ontvankelijk geacht in haar beroep.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klaagster tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan klaagster is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klaagster achttien maanden in een p.i. Gelet op de duur van de passantentermijn is aan klaagster een aanbod tot financiële tegemoetkominggedaan. Op 27 juni 2002 is met klaagster hieromtrent een vaststellingsovereenkomst gesloten. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klaagster af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordtbepaald door de aanvangsdatum van de tbs. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klaagsters verblijf geen signalen vanuit de inrichting ontvangen dat de psychische conditie vanklaagster zodanig was dat zij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moest worden aangemerkt en met voorrang in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 6 november 2002 isklaagsters psychische conditie niet zodanig dat zij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt. Getracht wordt om klaagster voor het einde van het jaar te plaatsen. Klaagster staat op de eerste plaats van dewachtlijst voor de GGzE.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klaagster in haar beroep kan worden ontvangen nu niet is gebleken dat zij dit beroep niet binnen de in artikel 67, eerste lid van de Bvt bedoelde termijn heeft ingediend.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klaagster ten tijde van de bestreden beslissing langer dan 12 maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in ditgeval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 6 november 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Breda blijkt dat de psychische conditie van klaagster op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in de p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klaagster bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klaagster tenspoedigste daadwerkelijk in de GGzE Eindhoven dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klaagster terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klaagster in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klaagster in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, J.L. Brand en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/2111/TP

betreft: [...], verder te noemen klaagster.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht teBalkbrug.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart,
leden: J.L. Brand en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is klaagster.
Namens de Minister van Justitie is mevrouw mr. [...] gehoord.

Door klaagster is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klaagster zou oorspronkelijk in Hoeve Boschoord worden geplaatst maar, omdat de wachttijd voor Hoeve Boschoord zo lang duurde, is klaagster nu geselecteerd voor de GGzE De Grote Beek. Klaagster vindt het veel te lang duren en is vanmening dat het langdurig verblijf in de p.i. schadelijk is voor haar psychische gesteldheid en dat zij achteruit gaat. Klaagster kan zich niet meer herinneren of ze met een psychiater heeft gepraat in de maand november. Klaagsterverveelt zich in de PIV en heeft daar de boel op stelten gezet.
Klaagster vindt het verblijf in de p.i. niet leuk. Zij slikt geen medicijnen maar krijgt een depot in de bil. Klaagster heeft in de p.i. gesproken met een psychiater die daar werkzaam is. Klaagster werkt op de BZA. Zij plaktstickers of bevestigt schroefjes in plafondplaatjes. Zij drinkt koffie met de andere vrouwen op de BZA en dit is wel gezellig. De omgang met andere vrouwen gaat wel, alleen verblijft er momenteel een agressieve drukke vrouw op deafdeling. Klaagster gebruikt geen drugs meer want dat maakt je leven kapot. In verband met druggebruik heeft zij brandgesticht, maar zij is geen pyromaan en realiseert zich dat brandstichten gevaarlijk is. Klaagster neemt deel aanactiviteiten zoals crea en tekenen. Zij kan heel goed tekenen, tekent meestal mensen en maakt posters over enge dingen zoals faces of dead. De mensen, die zij tekent, heeft ze in haar hoofd zitten. Klaagster ontvangt geen bezoek,heeft ruzie met haar familie en geen kennissen.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Getracht wordt om klaagster voor het einde van het jaar te plaatsen. Klaagster staat op de eerste plaats op de wachtlijst voor de GGzE. Klaagster isakkoord gegaan met de aangeboden financiële vergoeding, die uitbetaald zal worden na plaatsing.

secretaris voorzitter

Naar boven