Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1299/GV, 24 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1299/GV

betreft: [klager] datum: 24 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. M.P.J.C. Heuvelmans, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
De informatie die tot afwijzing van klagers verlofaanvraag heeft geleid is afkomstig van één bron.
Ten aanzien van de afwijzingsgronden voert klager nog aan dat het betreffende personeelslid zich continue bedreigd voelt en feitelijk niet geschikt is voor dit werk.
Buiten de inrichting blijkt er van bedreigingen van de zijde van klager in het geheel geen sprake te zijn.
Er is wel een openstaande zaak, maar hiervoor is klager niet gedetineerd. Zo hij al veroordeeld wordt, stelt hij hoger beroep in, zodat zijn detentie per 10 september 2003 zal eindigen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager vertoont in zijn huidige detentie onaangepast gedrag, heeft conflicten met het personeel en uit daarbij verkapte bedreigingen. Daarnaast heeft klager volgens de politie bedreigingen geuit.
Tot slot is er sprake van een openstaande zaak waardoor de einddatum van klagers detentie niet vaststaat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Achterhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft telefonisch aan de Minister bevestigd dat er geen bezwaren bestaan tegen verlofverlening.
De politie heeft negatief geadviseerd vanwege de bij haar binnen gekomen meldingen omtrent bedreigingen van de zijde van klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en drie maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrifte, bigamie, bedreiging, mishandeling, verduistering en bedrog. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks10 september 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 18 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Een (negatieve) voorwaarde om voor verlof in aanmerking te komen is te vinden in artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling). Blijkens de toelichtingop dit artikel mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. In hetonderhavige geval is de zaak van klager op 8 juli jl. door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Zutphen behandeld. Niet uitgesloten is dat de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. Onder deze omstandigheden staathet de Minister vrij om klager gelet op de lopende strafzaak niet in aanmerking te laten komen voor verlening van verlof.
Daarnaast is gebleken dat klagers gedrag in de inrichting ernstig te wensen overlaat en hij bedreigingen heeft geuit aan zowel personeelsleden als mensen buiten de inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet instrijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven