Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1520, 12 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1520

Betreft:            [klager]            datum: 12 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van het Justitieel Complex Zaanstad ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 30 mei 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Ter Peel te Sevenum. Op 15 augustus 2018 is hij geplaatst in de gevangenis van het Justitieel Complex Zaanstad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is teruggeplaatst vanuit de z.b.b.i. naar de gevangenis omdat hij zich niet zou hebben gehouden aan de verplichting tot werk vanuit de z.b.b.i. Klager zou niet werken op de werkplek waar hij te werk is gesteld. Klager was te werk gesteld bij een autobedrijf met vestigingen in Oss en Valkenswaard. Op de locatie in Oss is klager in de buitendienst te werk gesteld. Klager mag binnen de landsgrenzen auto’s vervoeren zoals is overeengekomen. Op de dag dat klagers casemanager besloot te controleren of klager werkzaam was, trof hij een automonteur aan die heeft verklaard dat de vraagstelling van de casemanager onduidelijk was en voor verwarring zorgde. Op de locatie in Oss werd klager niet aangetroffen omdat klager die dag werkzaam was vanuit de locatie Valkenswaard. Meerdere werknemers en de werkgever zelf waren op vakantie. Achteraf is gebleken dat de werkgever is vergeten aan de inrichting door te geven dat klager werkzaam was vanuit de locatie in Valkenswaard. Klager was die dag auto’s aan het ophalen in Eindhoven en was dus wel aan het werk. Dat klager niet tijdens de onaangekondigde controle aanwezig was, valt klager niet te verwijten. Zoals in de opdrachtovereenkomst staat vermeld rust op de werkgever, niet op de werknemer, de plicht om de inrichting in te lichten als de werknemer niet op de werkplek aanwezig is. Niet klager, maar zijn werkgever had de inrichting op de hoogte moeten stellen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Bij een onaangekondigde controle op 8 augustus 2018 bleek dat klager niet aanwezig was bij zijn werkgever. De casemanager is op beide locaties van het autobedrijf geweest en bij beiden was klager niet aanwezig. Uit de stukken blijkt dat de casemanager op beide locaties de aldaar aanwezige personen heeft gevraagd naar klagers aanwezigheid. Op beide locaties is door de daar aanwezige personen aangegeven dat klager die dag niet aan het werk was. Dat er achteraf verklaringen zijn gekomen van klagers werkgever die vanaf zijn vakantieadres aangeeft dat klager die dag wel aanwezig was, verandert de eerdere conclusie van de selectiefunctionaris dat klager die dag niet werkzaam was niet. Meer waarde wordt gehecht aan het op ambtseed opgemaakte rapport van de casemanager dan aan de werkgever die op de dag van de onaangekondigde controle niet aanwezig was.

4.         De beoordeling

Klager verbleef in de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel en is teruggeplaatst naar de gevangenis van het Justitieel Complex Zaanstad omdat hij tijdens een controle van zijn casemanager op 8 augustus 2018 bij zijn werkgever niet op het werk aanwezig was en niemand van de aldaar aanwezige personen op de hoogte was waar klager dan wel op dat moment verbleef. Het bedrijf waar klager werkzaam was heeft twee vestigingen, in Oss en Valkenswaard. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klagers casemanager beide locaties heeft bezocht en klager aldaar niet aantrof. Klagers werkgever was niet aanwezig en de overige werknemers danwel aldaar aanwezige personen wisten niet waar klager verbleef. Eén persoon heeft zelfs verklaard dat klager op vakantie zou zijn. Klager stelt die bewuste dag onderweg naar Eindhoven te zijn geweest om auto’s op te halen.

De beroepscommissie zou dat standpunt aannemelijker achten wanneer er een werknemer op één van beide locaties van het bedrijf waar klager werkzaam was daarvan op de hoogte was en dit aan de casemanager had kunnen mededelen.

De beroepscommissie acht het voldoende aannemelijk dat klagers afwezigheid op 8 augustus 2018 ongeoorloofd was. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beslissing is zorgvuldig genomen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 12 november 2018

 

                                                   

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven