Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-773, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-773

betreft: [klager]            datum: 4 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 mei 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er wordt gesteld dat klager positief scoort op urinecontroles terwijl klager twee schone urinecontroles heeft afgegeven voor zijn laatste verlofaanvraag. Klager laat zien dat hij geen drugs gebruikt. Gelet op zijn einddatum binnen zes maanden is zijn verlof niet op goede gronden afgewezen. Klager moet kunnen resocialiseren. Klager kan nu op geen enkele wijze een leven opbouwen voor na detentie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De reclassering acht in het kader van het detentie & re-integratieplan van 20 juli 2018 het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden hoog en een risico op letselschade voor willekeurige personen aanwezig. Voorts heeft de reclassering opgemerkt dat klager behoort tot de doelgroep overvallers waarvoor een verscherpt reclasseringstoezicht geldt. Tijdens algemeen verlof en regime gebonden verloven kan de reclassering een verscherpt toezicht uitvoeren door middel van elektronische controle, wat wenselijk is gezien het landelijk beleid overvallers. De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft overwogen dat klagers gedrag tot op heden niet volledig groen is, ondanks de inzet van het personeel door gesprekken met hem te voeren en dat klagers verlof al drie keer is afgewezen. Er zijn nog voorvallen waarbij hij negatief in beeld komt, zoals het niet houden aan afspraken rondom het dagprogramma, het niet meewerken aan urinecontroles, positieve uitslagen van urinecontroles, blowgedrag en bezit van hasj. Er is onvoldoende vertrouwen dat klager goed zal omgaan met afspraken rondom vrijheden en middelengebruik tijdens verlof. Klagers verlofverzoek is afgewezen vanwege de aan klager opgelegde disciplinaire straffen van de afgelopen drie maanden en het reclasseringsadvies waarin het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden als hoog wordt ingeschat en het ongeoorloofde middelengebruik gedurende klagers detentie. Het stellen van voorwaarden geeft onvoldoende waarborg dat het verlof van klager in goede orde zal verlopen. Klager heeft geen twee negatieve urinecontroles afgegeven voor de aanvraag van het vierde verlofverzoek. Na de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag op 14 maart 2018 heeft klager op 29 maart 2018 nog een positieve urinecontrole gehad. Op 30 april 2018 heeft klager wel een negatieve urinecontrole gehad.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag met als voorwaarde dat het verlof met toepassing van elektronische controle plaatsvindt zodat een locatiegebod en/of verbod gecontroleerd kan worden.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De reclassering heeft de risico’s ten aanzien van recidive en het onttrekken aan voorwaarden als hoog ingeschat.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en acht maanden, wegens diefstal met geweld. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis terzake van een schadevergoedingsmaatregel te ondergaan voor de duur van 18 dagen en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel van 30 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 28 november 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Minister om het verzoek tot algemeen verlof af te wijzen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie het advies van de reclassering en de vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein in aanmerking genomen. De reclassering heeft het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog inschat. Daarnaast heeft de vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein negatief geadviseerd omdat er vanuit de p.i. Nieuwegein onvoldoende vertrouwen is dat klager zich goed aan afspraken kan houden en er geen vertrouwen in is dat klager geen middelen zal gebruiken tijdens verlof. Gelet hierop prevaleert het algemeen belang bij de orde, rust en veiligheid in de samenleving boven het belang van klager om zich middels het verzochte verlof voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Derhalve zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van b.c. L Vis-van Alff, secretaris, op 4 oktober 2018

                       

                                                                     

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven