Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/842/GA, 11 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/842/GA

betreft: [klager]            datum: 11 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.I. Kool, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 april 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.I. Kool, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens de vondst van contrabande op klagers cel (LW 2018-23). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt geen alcohol op zijn cel te hebben gehad en heeft de directeur verzocht het flesje te tonen en de inhoud daarvan te testen. De directeur heeft dit verzoek niet gehonoreerd en heeft volstaan met een geurtest. Het testen van het flesje kan achterwege blijven als de gedetineerde de inhoud niet betwist. Nu klager betwist dat de substantie alcohol betreft, rust op de directeur een verdergaande onderzoeksverplichting. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor het tonen van het flesje. Het flesje is onder de koelkast gerold. Klager weet niet om welk flesje het zou gaan. Door het flesje niet te tonen, is klager de mogelijkheid ontnomen zich gemotiveerd te verweren tegen de aantijgingen. Klager verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie waarin is geoordeeld, dat door de inhoud van een bekertje niet te testen, niet is komen vast te staan dat er alcohol in het bekertje zat. Klager ontkent het bezit van de aangetroffen USB-lader. De magnetron was geheel verzegeld toen klager deze in gebruik had en werd doorzocht. Bij de doorzoeking moet de verzegeling zijn doorbroken. De lader moet dus al bij verzegeling in de magnetron hebben gezeten. Indien bij klager enkel de scheermesjes en de geurkaas waren gevonden, dan had de zaak mogelijk met een waarschuwing kunnen worden afgedaan. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging. Drie personeelsleden hebben het flesje geroken en hebben bevestigd dat het om alcohol gaat. De directeur meent dat een geurtest volstaat. Hij weet niet waar het flesje op klagers cel is gevonden. Gedetineerden mogen scheermesjes in hun bezit hebben, in dit geval ging het echter om geprepareerde scheermesjes. De scheermesjes waren uit de houder gehaald.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte opleggen wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd wegens de vondst van contrabande op zijn cel, namelijk scheermesjes, een USB-oplader en een flesje met alcohol. Wat er ook zij van klagers argument dat niet is komen vast te staan dat de inhoud van het flesje alcohol betreft, reeds de vondst van de scheermesjes en USB-oplader rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie de door de directeur opgelegde disciplinaire straf. Klager kan voor de vondst hiervan verantwoordelijk worden gehouden. Klagers stelling dat de USB-stick reeds bij de verzegeling van de magnetron aanwezig was, acht de beroepscommissie niet aannemelijk. De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie toegelicht dat het geprepareerde scheermesjes betroffen die uit de houder waren verwijderd. Dit betreft contrabande die een gevaar voor de orde of de veiligheid oplevert. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. H. Heddema en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 februari 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven