Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/609/GA, 24 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/609/GA

Betreft:            [klager]                                                                       datum: 24 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 juni 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het Justitieel Complex Zaanstad, en de heer […], behandelend psychiater van klager, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 5 juni 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Klager wil geen medicatie, omdat hij daar niet tegen kan en het gevoel heeft dat hij doodgaat. Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naast middelengebruik en een licht verstandelijke beperking is bij klager sprake van een autismespectrum- en een waanstoornis. Er is sprake van een gevaar als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, onder a, van de Pbw, dat voortkomt uit paranoïdie. Klager meent dat hij door personeel wordt geslagen als hij alleen in zijn cel is en denkt dat personeel patiënten ophitst en aanmoedigt hem te slaan. Voorts meent hij dat het personeel urine in zijn melk doet en dat hem eten en drinken wordt aangeboden waarin de tampon van een personeelslid is gedoopt. Klager heeft het betreffende personeelslid bedreigd en te kennen gegeven bewust het moment af te wachten dat hij met haar alleen zou zijn. In het verleden is hij tegen diverse personen agressief geweest. Zijn huidige detentie volgt op een agressieve doorbraak jegens verpleegkundig personeel van het psychiatrisch ziekenhuis. Tijdens zijn detentie in het PPC van het Justitieel Complex Zaanstad is driemaal sprake geweest van een geweldsincident ten aanzien van klager. Daarbij kwam de impulsdoorbraak alle keren voort uit paranoïde belevingen. Op 15 december 2017 heeft klager een personeelslid meermalen hard met gebalde vuist geslagen. Op 24 april 2018 heeft hij tijdens het luchten onverwacht getracht een medegedetineerde te slaan, hetgeen in een vechtpartij is uitgemond. Vervolgens heeft hij zich op 24 mei 2018, nadat hem was verteld dat in het kader van de aangifte die van het geweldsincident van 15 december 2017 was gedaan, medewerkers zouden worden gehoord, dreigend naar medewerkers geuit en te kennen gegeven het moment af te wachten de medewerkers ‘in elkaar te rossen’. Klager is steeds meer een gevaar voor zijn omgeving geworden. Hij heeft geen enkel ziektebesef en wijst elke vorm van behandeling af. Er zijn gesprekken met hem gevoerd teneinde hem te motiveren zich te laten behandelen. Daarbij is rekening gehouden met zijn licht verstandelijke beperking, autismespectrumstoornis en psychotische belevingen. Een strakkere interne structuur en het laten deelnemen aan een individueel programma hebben niet tot een verandering geleid. Klager heeft ongeveer een maand in de Woenselse Poort verbleven, waar de dwangbehandeling is voortgezet. Hij is recentelijk niet meer agressief geweest en de antipsychotica die hij per depot krijgt toegediend, heeft dat vermoedelijk voor elkaar gekregen.

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. De behandelend psychiater heeft bij klager, die een licht verstandelijke beperking heeft, een waanstoornis en een autismespectrumstoornis vastgesteld. Voorts is sprake van middelengebruik. De onafhankelijke psychiater heeft geconstateerd dat sprake is van een langdurig psychotisch toestandsbeeld. Klager heeft daarbij paranoïde ideeën over het personeel, van waaruit hij agressief op het personeel reageert teneinde zichzelf te verdedigen. Hij heeft vergiftigingswanen en bedreigt het personeel. Na een agressieve impulsdoorbraak in het PPC van het Justitieel Complex Zaanstad op 15 december 2017, waarbij klager een personeelslid heeft geslagen, is aangifte tegen hem gedaan. De huidige detentie volgt op een  agressieve impulsdoorbraak jegens verpleegkundig personeel van een psychiatrisch ziekenhuis. De beroepscommissie acht, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk geworden dat de stoornis van klagers geestesvermogens hem een gevaar als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, onder a, van de Pbw doet veroorzaken dat zonder een geneeskundige behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Uit het behandelplan komt naar voren dat klager op 24 mei 2018 tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw is verplicht. Vervolgens is hij naar een andere afdeling overgeplaatst teneinde de veiligheid van de medewerkers te waarborgen en klager uit de isolatie te halen. Er wordt gewerkt aan het opbouwen van een professionele behandelrelatie. Daarbij wordt getracht klager tot vrijwillige inname van medicatie te motiveren. Dat heeft hij evenwel bij herhaling pertinent geweigerd. Hij heeft geen ziektebesef en wijst elke vorm van behandeling af. Maatregelen, zoals het hanteren van een strakkere externe structuur en het laten deelnemen van klager aan een individueel programma, hetgeen minder prikkels genereert, hebben bij klager niet tot een verandering geleid. Door een (langerdurende) geneeskundige behandeling met antipsychotische medicatie zal het gedrag van klager nadrukkelijk positief worden beïnvloed en daarmee zal het gevaar sterk verminderen. Indien het psychotisch toestandsbeeld en daarmee het bedreigende gedrag van klager zal verminderen, zal beëindiging van de gedwongen behandeling worden overwogen. Tegen de achtergrond van het voorgaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur ten aanzien van klager een a-dwangbehandeling toe te passen kan ook overigens niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.  

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 januari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven