Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1006/SGA, 22 januari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1006/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 22 januari 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 januari 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 16 januari 2019 om 16.45 uur en eindigend op 30 januari 2019 om 16.45 uur, wegens het toepassen van fysiek geweld jegens een personeelslid.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 18 januari 2019, van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de locatie Sittard van 21 januari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Vught waaruit blijkt dat de directeur van de p.i. Vught voornoemde disciplinaire straf heeft overgenomen.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur van de locatie Sittard, waaronder het schriftelijke verslag van 16 januari 2019, blijkt dat personeel heeft waargenomen dat verzoeker geschreeuwd heeft naar een personeelslid en daarna dat personeelslid een zeer harde klap op zijn gezicht heeft uitgedeeld waarna het personeelslid onwel is geworden. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de locatie Sittard blijkt ook dat het personeelslid medische zorg nodig had en tot op heden niet aan het werk is geweest.

Gelet op het voorgaande overweegt de voorzitter, voorlopig oordelend, dat de directeur in redelijkheid kon beslissen tot het opleggen van de bestreden disciplinaire straf.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 22 januari 2019

                                          

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven