Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1263, 21 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

 

nummer:           R-1263

betreft: [klager]                                                                    datum: 21 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift namens het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, hierna de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2018 van de beklagcommissie bij de inrichting (Me 2018-000384), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. S. Marjanović om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld. Het beklag betreft de door de inrichting aangeboden schadevergoeding voor de beschadiging van klagers horloge. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, de beslissing van het hoofd van de inrichting om klager een schadevergoeding voor zijn horloge van € 10,= aan te bieden vernietigd en bepaald dat de inrichting een poging onderneemt om klagers horloge op kosten van de inrichting te laten repareren, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De beoordeling

Vaststaat dat klagers horloge is beschadigd toen hij behulpzaam was bij een conflict tussen twee medeverpleegden. De precieze waarde van het horloge is niet vastgesteld. Door klager is echter onbetwist gesteld dat het horloge bijzondere waarde voor hem heeft, omdat hij het van zijn overleden moeder heeft gekregen. Klager wil daarom het liefst dat het horloge wordt hersteld. In dit licht gezien kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Overigens volgt naar het oordeel van de beroepscommissie uit hetgeen in de toelichting op het beroep is gesteld niet dat de inrichting reeds daadwerkelijk een poging heeft ondernomen om het horloge te laten repareren. Navraag bij de eigen technische dienst leerde immers slechts dat de inrichting zelf geen medewerkers in dienst heeft die in staat zijn horloges te repareren.

3.  De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 november 2018.  

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven