Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2422/GV, 31 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2422/GV

betreft: [klager]            datum: 31 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 december 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Klager en zijn partner hebben samen drie kinderen en geen familie of vrienden die hen kunnen helpen in de zorg van hun kinderen. Er is navraag gedaan naar de gezondheidstoestand van klagers partner. Daaruit zou blijken dat zijn partner in staat is om voor zichzelf en de kinderen te zorgen en daarbij de hulp van klager niet nodig zou hebben. Klagers partner heeft aan klager aangegeven dat zij er helemaal doorheen zit en dat ook aangeeft aan haar huisarts. Lichamelijk is zij op de been en zij heeft medicatie gekregen. Klager stelt dat de huisarts van klagers partner te luchtig omgaat met de signalen die klagers partner geeft. De huisarts wil ook niet meewerken om het medisch dossier van klagers partner door te sturen, omdat zij van mening is dat er dan instanties bemoeienis krijgen met klagers partner wat niet gewenst is. Klagers partner heeft herhaaldelijk aangegeven niet in staat te zijn om voor haar kinderen te zorgen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur heeft de gezondheidstoestand van klagers partner getoetst. Zij acht op grond van haar onderzoek strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Zij geeft aan dat er geen zorgbehoefte is bij klagers partner, waardoor de aanwezigheid van klager niet noodzakelijk is. Volgens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom er noodzaak is dat klager de zorg voor het gezin kan dragen terwijl klagers partner stabiliseert. Klager zou ook hulpinstanties kunnen aanschrijven. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking omdat strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd is. De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, maar wil wel op de hoogte gebracht worden wanneer klager zich op het verlofadres bevindt.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 2,5 jaar met aftrek, wegens poging tot woninginbraak en een overval op een winkel. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 november 2019. In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzonder omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan. Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn partner bij te staan in de zorg voor hun kinderen  De medisch adviseur heeft strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd geacht. De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van het dossier de noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking onvoldoende is gebleken. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.C.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 31 januari 2019

                             

                                                                             

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven