Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/881/GV, 7 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/881/GV

Betreft:            [klager]            datum: 7 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. van Linde, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 april 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel (onbegeleid) verlof deels afgewezen, in die zin dat aan klager geen onbegeleid verlof wordt toegekend voor een langere duur dan tien uur.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Gelet op een eerdere uitspraak van de beroepscommissie blijkt dat het verlof van klager moet worden gezien als onderdeel van zijn resocialisatie. Klager heeft viermaal gedurende telkens acht uur en driemaal gedurende telkens tien uur begeleid en beveiligd verlof genoten. Alle verloven zijn uitstekend verlopen. Klager heeft vervolgens viermaal begeleid verlof genoten en daarna achtmaal onbegeleid verlof gehad. Bij alle verloven is gebruik gemaakt van elektronisch toezicht door middel van een enkelband.

Klager heeft bij brief van 16 april 2018 (onbegeleid) incidenteel verlof aangevraagd voor 5 mei 2018 van 9.35 uur tot 21.35 uur. Het beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister om aan klager voor zijn verlof op 5 mei 2018 geen onbegeleid verlof toe te kennen voor een langere duur dan tien uur. De onderhavige beslissing van de Minister is strijdig met hetgeen zijn rechtsvoorgangers als doel hebben gesteld voor de verloven van klager. Klager wil, vanwege zijn afkomst uit […], graag tijdens verloven in contact komen met andere Aziatische mensen om bijvoorbeeld de Chinese taal te kunnen spreken. In de verlofaanvraag voor 5 mei 2018 heeft klager aangegeven dat hij in [stad] een […] tempel wil bezoeken en een drukke toeristische omgeving. De Minister heeft met deze belangen onvoldoende rekening gehouden bij zijn beslissing. In het bijzonder heeft de Minister onvoldoende meegewogen dat het bij de re-integratie onder meer gaat om netwerkvorming; het opbouwen van echte relaties. Dit kan alleen worden bewerkstelligd door langduriger contacten te hebben met vrienden en familie in een gewone omgeving. Zij wonen veelal niet in de buurt van […], waar klager gedetineerd zit, zodat langdurig reizen om hen te bezoeken niet kan worden vermeden.

De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

In de gronden van beroep wordt, net zo min als dat in de verlofaanvraag is gebeurd, niet ingegaan op de beslissing van 28 augustus 2017, waarin als voorschrift is opgenomen dat het verlof maximaal tien uur mag duren. De onderhavige beslissing bouwt daarop voort. Ook is niet ingegaan op de vraag waarom van die beslissing zou moeten worden afgeweken. De Minister ziet geen grond of noodzaak voor afwijking van de beslissing van 28 augustus 2017. Zoals uit de aanvraag volgt, kan heel goed invulling worden gegeven aan het verlof in een tijdsbestek van tien uur. Het gaat daarbij, in het kader van de re-integratie, dat klager ook keuzes leert maken. In een tijdsbestek van tien uur kan ook invulling worden gegeven aan de wens van klager om tijdens verloven in contact te komen met andere Aziatische mensen. Datzelfde geldt voor beoogde netwerkvorming. Klager kan ook bij een volgend verlof het Rijksmuseum bezoeken. De beslissing van de Minister om vast te houden aan het voorschrift in de beslissing van 28 augustus 2017 is niet onredelijk of onbillijk.

3.         De beoordeling

Achtergrond

Klager is sinds 9 oktober 1987 gedetineerd. Hij is bij arrest van 30 januari 1989 in hoger beroep veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, wegens het medeplegen van doodslag en drievoudige moord. Op 5 december 1989 is het arrest onherroepelijk geworden. 

Op 8 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris) beslist dat, kort samengevat, tweemaal per jaar op klagers verzoek aan klager incidenteel verlof kan worden verleend, waarbij dient te worden voldaan aan de gestelde voorwaarden. Uit de door de raadsman overgelegde stukken volgt dat klager sinds deze beslissing van de Staatssecretaris zevenmaal begeleid en beveiligd verlof (eerste vier voor de duur van acht uur en vervolgens voor de duur van tien uur) heeft genoten. Daarna heeft klager viermaal begeleid verlof genoten en ook achtmaal onbegeleid verlof gehad.

Inhoudelijk

De beroepscommissie merkt op dat met ingang van 1 september 2017 met artikel 20d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) een specifieke bepaling die ziet op verlof ten behoeve van de re-integratie van levenslang gestrafte gedetineerden, in werking is getreden (wijziging van de Regeling met ingang van 1 september 2017, Stcrt. 2017, nr. 48627). Gelet op de inwerkingtreding van deze nieuwe en specifiek op re-integratieverlof voor levenslang gestrafte gedetineerden toegespitste bepaling, is een incidenteel verlof als bedoeld in artikel 21 van de Regeling, anders dan de beroepscommissie eerder in klagers zaak van 19 mei 2015, 14/3242/GV heeft overwogen, niet langer een voor levenslang gestrafte gedetineerden passende vorm van verlof met een re-integratie- en/of resocialisatiedoel. Klagers verzoeken tot verlof dateren echter van voor de inwerkingtreding van voornoemd artikel. Onderhavig verzoek borduurt hierop voort. Ook de Minister expliciteert dat de onderhavige beslissing voortbouwt op de beslissing van 28 augustus 2017 in het kader van klagers verlof met een re-integratie- en/of resocialisatiedoel. Het onderhavige verzoek zal dan ook zonder toepassing van het nieuwe beleidskader worden beoordeeld.

De raadsman van klager heeft in het beroepschrift aangevoerd dat sinds oktober 2014 maandelijks overleg plaatsvindt tussen de directie van de penitentiaire inrichting (p.i.) […], het afdelingshoofd, de mentor, de casemanager, klager en zijn advocaat. In het overleg van december 2017 is door de directie van de p.i. […] de suggestie gedaan dat, in het kader van de vraag welke re-integratie doelen er nog bestaan, nog ruimte gezocht kan worden in de duur van het verlof. Daarbij is aangegeven dat een verlofaanvraag voor langer dan tien uur zou worden ondersteund vanuit de inrichting. Het voorgaande is in de maandelijkse overleggen van januari, februari en maart 2018 telkens opnieuw besproken.

Klager heeft bij brief van 16 april 2018 een verzoek ingediend voor incidenteel verlof op 5 mei 2018. Klager wenst deze dag door te brengen in [stad] en daar – kort samengevat – te lunchen, de [..] tempel te bezoeken, winkels te bekijken en boodschappen te doen. Klager wenst ook graag het [museum] te bezoeken, omdat er een voor klager nieuwe tentoonstelling is. Klager verzoekt om uitbreiding van het aantal verlofuren tot twaalf uren.

In de beslissing van 28 augustus 2017 van de Staatssecretaris zijn toetsingsmaatstaven opgesomd voor het verlenen van verlof aan klager. Hierbij is  – onder meer – vermeld dat bij elke verlofaanvraag zal worden getoetst op welke wijze de door klager gekozen bestemming bijdraagt aan de re-integratie. Ook is in de beslissing vermeld dat het verlof een maximale duur heeft van tien uur en dat klager voor 22:00 uur weer terug dient te zijn in de inrichting.

De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om uitbreiding van het aantal verlofuren te verkrijgen van tien tot twaalf uren om meer tijd te hebben om alle opgegeven activiteiten te ondernemen op 5 mei 2018. Artikel 21, vierde lid, van de Regeling biedt die mogelijkheid ook, door de formulering dat het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Anderzijds is in de beslissing van de Staatssecretaris van 28 augustus 2017 vermeld dat klagers onbegeleide verlof een maximale duur heeft van tien uur en kunnen de activiteiten die klager tijdens zijn verlof wenst te ondernemen – mogelijk in iets beperktere vorm – ook doorgang vinden als het verlof maximaal tien uur duurt. Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 7 februari 2019.

 

 

           

                        secretaris                                             voorzitter

Naar boven