Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1274/GA, 23 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-1247

betreft: [klager]                        datum: 23 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 juni 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is niemand ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet voldoen aan de zorgplicht (AR 2018/227) en de terugplaatsing van klager voor een periode van zes weken van het plusprogramma naar het basisprogramma per 29 maart 2018 (AR 2018/228). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

AR 2018/227:

Klager deed meerdere noodoproepen en gaf aan dat hij last had van hevige hoofdpijn en dat hij daarvoor medicatie nodig had. Klager verzocht om 19.47 uur voor het eerst om medicatie, maar kreeg pas om 22.00 uur een paracetamol. Vanwege een dicht oog ging klager de volgende dag naar het ziekenhuis. Daar bleek dat klager een lichte beroerte had. Het tijdig toedienen van medicatie had dat kunnen voorkomen.

AR 2018/228:

Er was niets op klagers gedrag aan te merken. Tijdens de bespreking in het multidisciplinair overleg (mdo) moesten ook de twee weken op de ISD afdeling in p.i. Hoogvliet meegeteld worden. De rapporten die meegeteld worden zien namelijk ook op die periode. Dit is niet gebeurd. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

AR 2018/227:

Klager verzocht om een paracetamol vanwege hoofdpijn. Dat is geen noodoproep en werd dus ook niet zo opgepakt. Dit is het enige dat klager aangaf.

AR 2018/228:

Klager liet in de afgelopen drie maanden meermalen ongewenst gedrag zien. Klager nam dan ook onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven. Er werd een belangenafweging gemaakt waarbij het positieve gedrag is afgewogen tegen het negatieve gedrag. Klager werd periodiek besproken in het mdo.

3.         De beoordeling

AR 2018/227:

De beroepscommissie stelt vast dat klager in beklag aangaf dat hij belde voor een paracetamol. Niet is gebleken dat klager uitlegde waarvoor hij de paracetamol nodig had en dat er aanwijzingen waren dat sprake was van een urgente oproep. Klager ontving de medicatie vervolgens bij de medicatieronde. Het beroep wordt in zoverre ongegrond verklaard.

AR 2018/228:

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Klager werd op 29 maart 2018 van het plusprogramma naar het basisprogramma teruggeplaatst. Op 10 april 2018 diende hij daartegen beklag in. Gelet hierop heeft klager zijn klacht buiten de indieningstermijn als bedoeld in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw ingediend. Niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Gelet daarop zal het beroep ongegrond verklaard worden en zal klager alsnog niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn beklag.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake AR 2018/227 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Zij verklaart het beroep inzake AR 2018/228 ongegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet- ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 23 januari 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven