Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3949/JA, 24 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3949/JA

betreft: [klager]            datum: 24 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens […], geboren op [1999], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de rijks justitiële jeugdinrichting (r.j.j.i.) locatie De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: De Hunnerberg), betreffende het niet aanbieden van een passende behandeling (H-2017-88), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 maart 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is gehoord […] namens mr. A.D. Kloosterman.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

De directeur van De Hunnerberg is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De beoordeling

Klager meent dat hem een onvoldoende passende en doeltreffende behandeling is geboden, omdat er een meer dan beperkte vertraging is opgelopen bij het aanvragen van zijn verlof. Uit het dossier leidt de beroepscommissie af dat klager zich op 6 februari 2017 heeft onttrokken. Op 20 maart 2017 is klager opgepakt en vanaf dat moment verbleef klager in r.j.j.i. locatie De Hartelborgt. Op 12 mei 2017 is klager overgeplaatst naar De Hunnerberg. Drie weken na de overplaatsing was volgens klager al duidelijk dat hij moest meewerken aan het opstellen van een onttrekkingsanalyse, omdat dit een voorwaarde was voor het opstarten van verlof. De onttrekkingsanalyse is pas op 3 juli 2017 gestart en in de week van 14 augustus 2017 afgerond. Volgens klager had de onttrekkingsanalyse gereed moeten zijn in de week van 27 juli 2017. Het traject heeft echter wegens afwezigheid van een medewerker in verband met ziekte en vakantie vertraging opgelopen.

Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat niet gezegd kan worden dat klagers traject inzake de onttrekkingsanalyse, gelet op de bovenvermelde tijdspanne, onredelijk lang heeft geduurd. Zo er al sprake is geweest van enige vertraging - hetgeen door de inrichting wordt betwist, nu voor klager een planning was opgesteld en die planning volgens de inrichting is nagekomen - dan is deze zeer beperkt gebleven en bovendien niet aan de directeur toe te rekenen omdat sprake was van een onvoorziene omstandigheid; ziekte van de betrokken werknemer. Daar komt bij dat door de inrichting het aantal gesprekken waaraan klager moest deelnemen van vier naar twee terug is teruggebracht, hetgeen vanzelfsprekend tijdwinst heeft opgeleverd en waaruit kan worden afgeleid dat de inrichting zich heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat klager zo spoedig als mogelijk de onttrekkingsanalyse zou kunnen afronden. Van het bieden van een onvoldoende passende en doeltreffende behandeling is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen sprake.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. W.A.Th. Bos, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 24 mei 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven