Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-18/905/SGA, 31 december 2018, schorsing
Uitspraakdatum:31-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-18/905/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 31 december 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoekster te noemen, verblijvend in de locatie Ter Peel te Sevenum. 

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van twee beslissingen van de directeur van voormelde locatie van 21 december 2018, inhoudende

a)         de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende zeven dagen, ingaand – zo begrijpt de voorzitter – op 21 december 2018 om 10.55 uur en eindigend op 28 december 2018 om 10.55 uur, en
b)         de oplegging van een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan activiteiten gedurende veertien dagen, ingaand op 28 december 2018 om 10.55 uur en eindigend op 11 januari 2018 om 10.55 uur, wegens negatief en niet-coöperatief gedrag.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 28 december 2018 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 december 2018.

 

1.         De beoordeling

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf onder a. afliep op 28 december 2018 om 10.55 uur.

Nu de beslissing onder a. niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoekster heeft daarom in zoverre geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek onder b. stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat deze de bestreden disciplinaire straf heeft opgelegd omdat verzoekster tijdens de afhandeling van een haar aangezegd schriftelijk verslag aangaf niets te weten over de inhoud ervan. Ze gaf aan klaar te zijn met alle regels en niet te willen nadenken over haar houding en gedrag.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat de directeur in onvoldoende mate heeft gemotiveerd waarom de gedragingen van verzoekster, voor zover deze al als strafwaardig zijn te beschouwen, reden zijn geweest voor het opleggen van een disciplinaire straf van deze aard en duur. De voorzitter neemt hierbij mede in aanmerking dat verzoekster gedurende de in de Pbw genoemde maximale duur van twee weken is uitgesloten van deelname aan alle activiteiten.

Gelet op het voorgaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Holten, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 31 december 2018.

 

 

                     secretaris                                                                      voorzitter

Naar boven