Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1227/TP, 2 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1227/TP

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman mr. R. Malewicz om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klaagster in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 16 mei 2003 verlengd tot 14 augustus 2003.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 11 juli 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat zij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klaagster is ingegaan op 19 augustus 2002. Sindsdien heeft klaagster in afwachting van haar plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene huizen van bewaring (h.v.b.),laatstelijk in het h.v.b. voor vrouwen van de penitentiaire inrichting Overijssel, te Zwolle.

De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet besloten tot plaatsing van klaagster in een bepaalde tbs-inrichting. Klaagster is op 8 augustus 2003 in het Centrum Voor Forensisch-PsychiatrischeBehandeling Oldenkotte (hierna: Oldenkotte) te Rekken geplaatst.

3. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Wegens forse nalatigheid is haar dossier bij de officier van justitie blijven liggen, zodat klaagster ten tijde van het instellen van beroep nog steeds niet isgeselecteerd voor een tbs-inrichting. Klaagster zal ontvankelijk in het beroep zijn, aangezien de beslissing van de Minister haar eerst op 25 mei 2003 is uitgereikt. Het standpunt van de Minister ten aanzien van klaagstersdetentieongeschiktheid is strijdig met dat van [...], psychiater van het PBC, die ter zitting van het gerechtshof te Amsterdam op 27 juni 2002 heeft verklaard dat klaagster zo spoedig mogelijk behandeld dient te worden. Helaas staatdit niet in het arrest of het PBC-rapport.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Gelet op de beroepstermijn ex artikel 67, eerste lid (de beroepscommissie leest dit als artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 58, vijfde lid) Bvt is klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, daar de beslissing tot verlenging van de passantentermijn niet tijdig is genomen, klaagster niet tijdig is gehoord met het oog op de verlengingsbeslissing en de schriftelijke mededeling haareerst 25 mei 2003, derhalve niet tijdig, is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klaagster kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klaagster negen maanden in een h.v.b. Erbestaat geen aanleiding ten aanzien van klaagster af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat zij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klaagsters verblijf geen signalen ontvangen dat klaagsters situatie in heth.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De Forensisch Psychiatrische Dienst is op 27 juni 2003 gevraagd of voortzetting van klaagsters verblijf in een h.v.b. met het oog op haarpsychische conditie verantwoord is. De medische verklaring zal zo spoedig mogelijk worden toegezonden.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is, gelet op de datum van uitreiking van de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing, de datum van het beroepschrift (27 mei 2003) en die van het poststempel op de envelop (30 mei 2003) van oordeeldat klaagster in haar beroep kan worden ontvangen.

Klaagster is op 21 mei 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 15 mei 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 22 mei 2003 is zij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klaagster dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klaagster als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klaagster en deoverige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klaagster als passant in een h.v.b. was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. d.d. 16 juli 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Zwolle blijkt dat de voorheen gehanteerde medicatie terzake van verslaving en spanningen is afgebouwd. Klaagster blijft klagen overstemmingswisselingen, flash-backs en mogelijk ook nog latent suïcidale ideatie. Thans krijgt zij antidepressiva voorgeschreven, welke medicatie nog nader wordt aangepast. Zij is ten tijde van het onderzoek niet direct suïcidaal.Klaagster is beperkt detentiegeschikt. In verband met haar motivatie, stabiliteit en energieniveau is plaatsing in een tbs-inrichting op korte termijn wenselijk, mede ter voorkoming dat zij terugvalt in ageergedrag endepressiviteit.
Op grond van de inhoud van de medische verklaring houdt de beroepscommissie het ervoor dat de psychische conditie van klaagster ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet van dien aard was dat een verder verblijf inhet h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.
Er bestond derhalve ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding om klaagster bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klaagster in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diendete worden verlengd van 16 mei 2003 tot 8 augustus 2003, de datum waarop klaagster is geplaatst in Oldenkotte. Nu de bestreden beslissing d.d. 22 mei 2003 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie mettoepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestredenbeslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnenklaagster in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 16 mei 2003 tot 8 augustus 2003, de datum van klaagsters plaatsing in een tbs-inrichting.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 2 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven