Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1636/GA, 24 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1636/GA

betreft: [klager]                                                                                  datum: 24 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.W. Gijsberts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 september 2018 van de beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. T.W. Gijsberts, en mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Nieuwegein. Als toehoorder was aanwezig de heer […], juridisch medewerker bij de p.i. Nieuwegein. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel gedurende zeven dagen in verband met het vertonen van agressief gedrag en het uiten van bedreigingen jegens het personeel (NM-2018-301). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Plaatsing in afzondering is een ordemaatregel die voortduurt zolang dat noodzakelijk is, en dient te worden beëindigd zodra dat mogelijk en verantwoord is. In klagers geval is geen sprake geweest van enige toetsing teneinde te controleren of er redenen waren de maatregel te beëindigen. Klager was boos en heeft als gevolg daarvan bepaalde teksten geuit. Het is niet zelden zo dat een persoon relatief kort daarna tot bedaren komt en zich weer goed gedraagt, zodat plaatsing in afzondering niet langer noodzakelijk is. Het had in de rede gelegen dagelijks, althans op enig moment, te toetsen of klager weer rustig was geworden. De directie had toegezegd dat dagelijks een deskundige zou langskomen om te beoordelen of voorzetting van de maatregel noodzakelijk was. In de p.i. Nieuwegein is klager echter nimmer door een deskundige bezocht, zodat hij ten onrechte zonder enige beoordeling in afzondering heeft verbleven. De ordemaatregel is daarmee feitelijk een straf geworden. Nu geen tussentijdse toetsing heeft plaatsgevonden, is de voortzetting van de ordemaatregel onredelijk. De risico’s die klager vormde, konden op een andere manier worden ondervangen. Ook als er geen absolute zekerheid is dat klager geen gevaar meer vormt, kan hij niet voor de zekerheid in afzondering worden gehouden. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft serieuze bewoordingen geuit. Het incident heeft op vrijdag 16 maart 2018 rond 12.00 uur op de afdeling plaatsgevonden en op maandag 19 maart 2018 is hij naar de p.i. Almere overgeplaatst. Zijn overplaatsing is meteen na het incident in gang gezet. Klager is vrijdag en ook in het weekend door de arts en de verpleegkundige gezien. Hij was na het incident rustig, maar hij was nog steeds serieus in zijn dreigement. In het kader van de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting heeft klager tot zijn overplaatsing in de afzonderingscel verbleven. Hij is op 31 januari 2018 eveneens vanwege het uiten van (ernstige) dreigementen vanuit de p.i. Zwaag naar de p.i. Nieuwegein overgeplaatst. Gelet daarop en op de aard van de bedreigingen, die op specifieke personen waren gericht, is besloten geen enkel risico te nemen.

3.         De beoordeling

De directeur is, gelet op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen, indien dit – voor zover hier van belang – noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De afzondering duurt ten hoogste twee weken. Uit de door de directeur overgelegde stukken, waaronder mede begrepen het schriftelijk verslag van 16 maart 2018, volgt dat klager omstreeks 12.00 uur meermalen tegen de deur van zijn cel heeft getrapt en personeel heeft uitgescholden en bedreigd. Hij heeft daarbij onder meer bewoordingen als ‘hoerenjongens’ en ‘kankerlijers’ geuit en te kennen gegeven dat ‘ze wel zullen zien wie hij is’, ‘dat het hier uit de hand gaat lopen’ en ‘dat de directie hem maar moet overplaatsen’. Gelet daarop heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen klager in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op te leggen. Een ordemaatregel wordt niet zonder meer ten uitvoer gelegd voor de duur waarvoor deze is opgelegd. Bij de oplegging van een ordemaatregel dient – anders dan bij de oplegging van een disciplinaire straf – tussentijds te worden getoetst of voortduring van de maatregel nog noodzakelijk is. Vaststaat dat een dergelijke tussentijdse toetsing in het onderhavige geval (ten onrechte) achterwege is gebleven, althans dat daaraan geen gevolgen zijn verbonden. Gelet op de door klager geuite agressie en bewoordingen en de dreiging die daarvan uitging en met inachtneming van het feit dat klager na het weekend op maandag 19 maart 2018 naar de p.i. Almere zou worden overgeplaatst, acht de beroepscommissie het evenwel uiterst wenselijk dat klager in afwachting van zijn ophanden zijnde overplaatsing in afzondering heeft verbleven. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 januari 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven