Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1205/GA, 25 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1205/GA

betreft: [klager]                                                                                  datum: 25 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 juni 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.C. Duin, en mevrouw […], juridisch medewerkster bij de locatie Sittard. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het niet uitbetalen van wachtgeld terwijl klager (deels) arbeidsongeschikt is, althans chronische klachten heeft (G-2018-000266). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De vraag is of het vervangende werk dat aan klager is aangeboden als passend kan worden beschouwd. Klager mag met zijn pols geen repeterende bewegingen maken en maximaal vijf kilo tillen. Zijn knie mag hij slechts belasten afhankelijk van het hebben van klachten. De stelling van de directeur dat klager na enkele keren deelname al zou afhaken, bevestigt juist dat klager gehoor geeft aan het medisch advies dat hij uitsluitend mag belasten op geleide van klachten. Het vervangende werk dat aan klager is aangeboden, is volgens klager niet passend en hij is medisch niet in staat de werkzaamheden te verrichten. Het eventueel na belasting weigeren van die arbeid is vanuit dat perspectief te begrijpen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het voornaamste argument dat klager naar voren bracht ten aanzien van zijn weigerachtige houding, is dat hij in de vorige inrichting niet hoefde te werken. Klager is in de locatie Sittard echter niet arbeidsongeschikt bevonden door de medische dienst. Wel kent hij enkele arbeidsbeperkingen. Daarom is men binnen de inrichting op zoek gegaan naar passende arbeid. Hij is naar verschillende werkzaamheden gestuurd die niet fysiek zwaar belastend zijn en die hij in theorie zou moeten kunnen verrichten gelet op zijn beperkingen. Er is veel tijd en energie gestoken in het vinden van passende arbeid voor klager. Klager is met een preventiemedewerker naar de arbeid gegaan om te bezien wat passende arbeid is. Het is even zoeken geweest. Inmiddels werkt klager sedert 1 augustus 2018 ook tot zijn eigen tevredenheid als voorman op de arbeid.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager in de locatie Sittard niet arbeidsongeschikt is bevonden door de medische dienst, maar dat wel arbeidsbeperkingen bij hem zijn vastgesteld. Namens klager is aangevoerd dat de directeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn inspanningsverplichting met betrekking tot het vinden van passend werk voor klager. Dat de directeur onvoldoende inspanningen zou hebben verricht, is echter ter zitting naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende gemotiveerd weersproken. Hiertoe neemt zij tevens in overweging de e-mail van 10 juni 2018 die zich in het dossier bevindt, waaruit blijkt dat aan klager verschillende werkzaamheden zijn aangeboden, maar dat klager telkens besluit af te zien van arbeid. Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat de directeur zich onvoldoende heeft ingespannen voor het vinden van passende arbeid. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en zij zal de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 januari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven