Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4013/GA, 6 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

ummer: 17/4013/GA

betreft: [Klager] datum: 6 december 2018


De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, namens

[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 23 november 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord de raadsman van klager, mr. C.F. Wassenaar, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het detentiecentrum Zeist, […]. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
 
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 30 juni 2017, wegens het volharden in de weigering om een celgenoot te accepteren (DZ 2017/030).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de gronden die in het beroepschrift zijn aangevoerd.
Klager heeft zeer lang in vreemdelingenbewaring gezeten. De vreemdelingenbewaring is een maatregel waarbij een strafrechtelijk kader ontbreekt en die niet punitief is bedoeld. Voor klager voelt de vreemdelingenbewaring hetzelfde aan als detentie op een strafrechtelijke titel, zeker als het verblijf zeer lang heeft geduurd. Plaatsing op een meerpersoonscel is in strijd met de privacy. Klager verwijst daartoe naar de uitspraak van het gerechtshof […] betreffende de omstandigheden op de detentieboot.
De beklagrechter heeft de inbreuk op de privacy van klager ten onrechte marginaal getoetst. Een marginale toets van de privacy-schending is geen effectief rechtsmiddel. Het gaat immers om vrijheidsbeneming in samenhang met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het oordeel van de beklagrechter lijkt erop neer te komen dat er geen betekenis toekomt aan de European Prison Rules.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als er geen sprake is van een contra-indicatie, dan worden de gedetineerden in een meerpersoonscel geplaatst. In dit geval weigerde klager om met een ander op cel plaats te nemen. De gronden van de weigering worden dan onderzocht, ook door een gedragsdeskundige. Gekeken wordt of er inderdaad sprake is van een contra-indicatie. Er waren geen gronden aanwezig om klager op een eenpersoonscel te plaatsen. Klager bleef volharden dat hij in een eenpersoonscel moest worden geplaatst. Toen is besloten een disciplinaire straf op te leggen. Bij het opleggen van de straf is acht geslagen op de sanctiekaart. Er worden met regelmaat gedetineerden die uit de vreemdelingenbewaring komen geplaatst in een meerpersoonscel.
 Er is niemand die zegt dat de detentieboot een ideale omstandigheid is. Als twee   gedetineerden in een cel zitten, dan is er vanzelfsprekend sprake van minder privacy. Er  wordt gesteld dat er geen afzondering is bij de toilet, maar dat is wel het geval. Het is daar  niet helemaal afgesloten, zodat er toezicht uitgeoefend kan worden.

3. De beoordeling
Klager heeft geweigerd een celgenoot te accepteren, maar heeft geen contra-indicatie voor verblijf op een meerpersoonscel. De weigering is onverenigbaar met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Ingevolge artikel 51, eerste lid en onder a, van de Pbw kan de directeur voor dit feit een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken.

De beroepscommissie stelt voorop dat de bepalingen van de European Prison Rules voor Nederland slechts als aanbeveling gelden en daardoor verbindendheid missen.
Klager kan worden gevolgd in zijn betoog dat de plaatsing in een meerpersoonscel een beperking inhoudt van zijn privacy. Maar deze beperking is bij wet voorzien. De directeur heeft onweersproken gesteld dat in de zogeheten “natte hoek” schermen zijn geplaatst waarmee de privacy van klager is gewaarborgd en dat daarmee aan de wettelijke vereisten is voldaan. Van strijd met een wettelijk voorschrift of een verdragsbepaling is de beroepscommissie niet gebleken. Dat klager al sinds 31 augustus 2015 in vreemdelingendetentie verblijft, maakt de beoordeling van de bij wet voorziene privacy-schending niet anders. Klager heeft geen gegronde reden een celgenoot te weigeren, zodat de directeur klager op grond van deze weigering een disciplinaire straf kon opleggen.

De duur van de disciplinaire straf is in overeenstemming met de landelijke sanctiekaart 2016. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur de disciplinaire straf heeft kunnen opleggen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.


Aldus gegeven door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 6 december 2018.
 
 secretaris voorzitter

Naar boven