Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3614/GA hersteluitspraak, 19 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3614/GA hersteluitspraak

Betreft: [klager]            datum: 19 november 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], gericht tegen een uitspraak van 5 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie deed op 6 december 2017 uitspraak inzake de beroepszaak 17/3614/GA. In die uitspraak werd klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, vanwege het niet (tijdig) indienen van gronden van beroep. Gebleken is dat klager niet de mogelijkheid geboden werd om de nadere gronden van het beroep in te dienen. De brief waarin daarom verzocht werd, werd naar een onjuist e-mail adres verstuurd. Nu er sprake is geweest van een administratieve misslag van de Raad, waardoor klager niet de mogelijkheid werd geboden om zijn beroep te onderbouwen, is aan klager en diens raadsman bij brief van 16 januari 2018 bericht dat er redenen zijn om de uitspraak te herstellen en is de directeur in de gelegenheid gesteld om te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van 25 maart 2017 van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (PL-2017-230), het feit dat klager niet met zijn advocaat mocht bellen (onderdeel a) en het feit dat hij niet naar de gebedsdienst mocht gaan op 24 maart 2017 (onderdeel b) (PL-2017-248) en het besluit tot terugplaatsing van klager naar het basisprogramma (PL-2017-249).

De beklagcommissie heeft het beklag PL-2017-248 onderdeel a gegrond verklaard en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

 

PL-2017-000230

Klager noemde het afdelingshoofd een racist als omschrijving. Dit kan niet worden beschouwd als uitschelden. Klager noemde het afdelingshoofd zo, omdat hij opvallend gedrag vertoonde en gedetineerden met een andere huidskleur voortrok. Klager uitte enkel zijn mening en is ten onrechte disciplinair gestraft.

PL-2017-000248

Klager noemde de bewaarder een racist, omdat hij andere gedetineerden tijdens het uitzitten van een disciplinaire straf de mogelijkheid bood om naar een humanist te gaan. Dit wordt ook niet tegengesproken door de directie. De uiting racist is enkel een uiting van zijn mening. Verder worden de richtlijnen zoals opgenomen in de landelijke sanctiekaart 2016 overschreden.

PL-2017-000249

De beslissing tot terugplaatsing in het basisregime berust niet op goede gronden. Klager verwijst naar zijn toelichting tijdens het rogatoir verhoor. De meeste redenen voor klagers degradatie zijn verzonnen. De straf die klager opgelegd kreeg voor het aanwezig hebben van de telefoon klopt. Voor dat incident was klagers gedrag goed. Uit de degradatiebeslissing volgt niet wat klagers oranje gedrag is. Klagers gedrag, het aanspreken van het afdelingshoofd met racist, is niet strafwaardig. Tijdens de straf, opgelegd vanwege mobiele telefoon, werd klager meermalen genegeerd. Uit frustratie is hij op de deur gaan kloppen en gaan bellen met de statische post. Degraderen op grond van enkel die straf is onvoldoende onderbouwing.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

PL-2017-230

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook bevestigen met aanvulling van gronden, wat betreft de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf. Op grond van de landelijke sanctiekaart 2016 kan aan klager een disciplinaire straf opgelegd worden van maximaal 3 dagen eigen cel. Daaraan voorafgaand dient een corrigerend gesprek gevoerd te zijn en een waarschuwing gegeven te worden. De directeur is hier ten nadele van klager van afgeweken. Dat kan mits de directeur dat onderbouwt. De beroepscommissie maakt uit de beschikking op dat de straf niet enkel vanwege verbale agressie werd opgelegd, maar ook vanwege stemmingmakerij en opruiend gedrag. De beroepscommissie is van oordeel dat dit voldoende onderbouwt waarom van de richtlijnen wordt afgeweken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

PL-2017-248

Op grond van artikel 69 van de Pbw kan een gedetineerde door middel van een met redenen omkleed beroepschrift, beroep instellen tegen de uitspraak van de beklagcommissie. Door en namens klager zijn in beroep geen gronden en nadere onderbouwing ingediend. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het beroepschrift niet voldoet aan de in de daaraan in de wet gestelde eisen. Klager kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in zijn beroep.

PL-2017-249

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt.

De directeur dient voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie.

Zoals ook door de beklagcommissie weergegeven voldoet het degradatiebesluit aan de gestelde eisen. Klagers rode en oranje gedrag werd beoordeeld en afgewogen tegen klagers groene gedrag. De beroepscommissie acht het degradatiebesluit voldoende onderbouwd. Uit de omschrijving van klagers gedrag blijkt van structureel rood gedrag en minder van groen gedrag.

De beslissing tot degradatie is niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond inzake PL-2017-230 en Pl-2017-249 en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake PL-2017-248.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 19 november 2018

 

 

 

 

 

                       

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven