Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1251/GM, 28 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1251/GM

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 3 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-West, locatie Torentijd, te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 27 mei 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 4 augustus 2003 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij schriftelijk bericht daarvan om gezondheidsredenen geen gebruik te maken.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Torentijd heeft een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 8 april 2003, betreft de weigering van de inrichtingsarts tot het verstrekken van medicatie aan klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager was zijn klacht als volgt toegelicht. Hij kreeg altijd, via de GGD, medicatie verstrekt vanwege rugproblemen (3x daags lexotan 6 mg), zijn cholesterolgehalte (3 à 4 x per dag lopidtabletten), hoge bloeddruk (2 à 3 xdaags zestril 10 mg) alsmede slaaptabletten (20 mg) en gebruik van otrivin. De inrichtingsarts heeft de verstrekking van al deze middelen gestopt.
In zijn beroepschrift heeft klager nog aangevoerd dat niet alle medicatie was stopgezet, doch wel verminderd; ook kreeg hij nep-medicijnen. Als gevolg hiervan heeft hij veel klachten en kan hij niet goed functioneren op de afdeling.Hij wordt echter niet serieus genomen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Bij klagers inkomst op 27 februari 2003 is de medicatie die hij tevoren gebruikte gecontinueerd, te weten: gemfibrozil 600 mg 2x1, lexotanil 6 mg 2x1, voltaren 50 mg 2x1,temazepam, 20 mg 1x1, lisonopril 10 mg, 1x1. De diagnose luidde: hypertensie en hypercholesterolemie. Tijdens daarop volgende consulten (er is sprake van frequent spreekuurbezoek) is sommige medicatie bijgesteld of vervangen. Tentijde van de klacht was dit: geen temazepam en voltaren meer; wel: nozinan en phenergan; celebrex; lomusolneusspray en nasonex. Er wordt herhaald laboratoriumcontrole verricht; deze toont geen afwijkingen aan.

3. De beoordeling
Uitgangspunt voor de beoordeling van het beroep vormt de omschrijving van de klacht, zoals geformuleerd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur. Waar deze klacht luidt dat sprake is van het weigeren van alle medicatieaan klager, is de beroepscommissie op grond van de verstrekte inlichtingen van oordeel dat die klacht evident onjuist is. Aan klager zijn wel degelijk diverse medicijnen verstrekt. Voorzover klager in beroep zijn klacht wellichtheeft willen uitstrekken tot de samenstelling en de omvang van die medicatie, wordt opgemerkt dat die kwestie nu niet ter beoordeling van de beroepscommissie staat. Het beroep zal, gelet op het vooroverwogene, ongegrond wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 28 oktober2003

secretaris voorzitter

Naar boven