Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2244/GB, 3 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2244/GB

Betreft: [klager] datum: 3 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1967], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 september 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) te Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 maart 2003 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. Grave.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager had aanvankelijk overplaatsing gevraagd naar Rotterdam, maar heeft dat laten veranderen in Breda. Kennelijk is de brief, die hij daarover naar het bureauselectiefunctionarissen te Zwolle moest sturen, gemist door de selectiefunctionaris.
Het is juist dat klagers ouders tot nog toe wekelijks op bezoek komen. Het geld om te blijven komen is echter op. Bovendien kan zijn vader de lange reis soms niet of slecht aan in verband met zijn gezondheidstoestand. Klager heefteen verklaring meegestuurd van de huisarts, waaruit blijkt dat deze huisarts geen medische informatie wenst te verstrekken.
Klager merkt tenslotte op dat hij wordt vervolgd in het arrondissement Breda. Overplaatsing naar Breda is dan ook voor beide partijen gunstiger.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager in Grave regelmatig bezoek ontvangt. Bovendien is hij preventief ingesloten ten behoeve van het parket te Breda en is er te weinig celruimte in Rotterdam om aan klagers verzoek te voldoen.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. In beroep – en wel in zijn beroepschrift – heeft klager aangegeven dat hij aanvankelijk weliswaar om overplaatsing naar Rotterdam had gevraagd, maar dat hij dat verzoek lopende de procedure in die zin heeft bijgesteld dathij thans overplaatsing naar Breda beoogt. Klager stelt daarover een brief naar de selectiefunctionaris te hebben gestuurd.

Nu de selectiefunctionaris niet heeft kunnen reageren op klagers stelling dat hij lopende de procedure zijn verzoek om overplaatsing naar Rotterdam heeft gewijzigd in een verzoek tot overplaatsing naar Breda, moet de beslissing vande selectiefunctionaris thans als onvoldoende gemotiveerd worden aangemerkt. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van dezeuitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Aan klager zal geen tegemoetkoming worden toegekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 3 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven