Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/129/GA, 22 november 2018, bereop
Uitspraakdatum:22-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


nummer:   R-18/129/GA

betreft:     [klaagster]                                                                     datum: 22 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens  […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet verstrekken van een arbeidsongeschiktheidsverklaring door de directeur van de p.i. Vught (VU-2017-001822).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klaagster heeft verzocht om een arbeidsongeschiktheidsstatus, omdat zij meende dat die status haar toekwam en zij problemen voorzag wanneer zij uiteindelijk op een andere afdeling of andere inrichting kwam te verblijven. Deze problemen zijn ook daadwerkelijk ontstaan tot klaagster werd overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad. Zij blijft bij haar standpunt dat de directeur de mogelijkheid van een arbeidsongeschiktheid diende te onderzoeken, ondanks haar verblijf op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden alwaar geen arbeid wordt aangeboden. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

2. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster zich erover beklaagt dat zij niet als arbeidsongeschikt is aangemerkt, welk oordeel aan de medische dienst is voorbehouden. Wanneer een gedetineerde het, zoals in het geval van klaagster, niet eens is met het oordeel van de medische dienst, staat daartegen niet de beklagprocedure van artikel 60 e.v. van de Pbw open, maar die van artikel 28 e.v. van de Penitentiaire maatregel. Zij komt er in het kort op neer dat een gedetineerde een verzoek tot bemiddeling moet indienen bij het hoofd van de medische dienst. Komen beiden er niet uit, dan stuurt het hoofd van de medische dienst de klacht door ter verdere bemiddeling naar de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Na ontvangst van het zogenoemde verslag van bemiddeling door de medisch adviseur staat voor de gedetineerde een beroepsmogelijk open bij de beroepscommissie.

De beroepscommissie vernietigt daarom de uitspraak van de beklagrechter en zal klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag.

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 22 november 2018.

 


                     secretaris                                                           voorzitter


 


 


 

Naar boven