Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1793/GA, 13 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1793/GA

betreft: [klager]            datum: 13 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 september 2018 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat de inrichting onvoldoende voortvarend heeft gehandeld ten aanzien van het realiseren van een aan klager toegekend algemeen verlof (S-2018-000434). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager heeft verzocht om algemeen verlof voor het weekend van 1 juni 2018 tot en met 3 juni 2018, vanwege de verjaardag van zijn dochter. Klager heeft tevergeefs meermalen getracht contact met zijn casemanager op te nemen. Achteraf bleek de casemanager ziek te zijn. De directeur heeft aangegeven dat de uitspraak van het hoger beroep in het kader van klagers strafzaak diende te worden afgewacht, alvorens op klagers verzoek om algemeen verlof kon worden beslist. Dat is onbegrijpelijk, nu het Hof op 13 juni 2018 uitspraak heeft gedaan en klager op 8 juni 2018 wel met verlof mocht. Verder had de aanvraag voor het toepassen van elektronische controle vóór 1 juni 2018 kunnen worden gerealiseerd. Ook is niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met klagers wens bij de verjaardag van zijn dochter aanwezig te kunnen zijn. Klagers persoonlijke belangen hadden zwaarder moeten wegen. De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Door en namens klager is verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen. Vast staat dat klager op 24 mei 2018 een verzoek om algemeen verlof heeft ingediend voor de periode van 1 juni tot en met 3 juni 2018. Op 25 mei 2018 heeft de Minister positief beslist op klagers verzoek, waarbij is overwogen dat de directeur klager in staat zal stellen om op een nader vast te stellen datum en tijdstip maximaal zestig uren met verlof te gaan, waarbij onder meer een locatieverbod en locatiegebod zal gelden. Klagers casemanager heeft klager op 29 mei 2018 op de hoogte gesteld van het feit dat de datum van het te verlenen verlof zou worden bepaald na de behandeling op 30 mei 2018 van het hoger beroep in het kader van zijn strafzaak, omdat klager eerdere afspraken niet is nagekomen. Uiteindelijk is het algemeen verlof voor de periode van 8 juni 2018 tot en met 10 juni 2018 verleend, omdat de aanvraag van de elektronische controle enige tijd in beslag nam. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur met betrekking tot het realiseren van een aan klager toegekend algemeen verlof onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Daarbij komt dat het verlof niet was toegewezen voor de periode van 1 tot en met 3 juni 2018, zoals door klager verzocht, maar voor een door de directeur vast te stellen datum en tijdstip. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager in verband met de verjaardag van zijn dochter het weekend van 1 juni 2018 met verlof wenste te gaan, acht zij de periode tussen het indienen van het verzoek om algemeen verlof en het daadwerkelijk realiseren van dat verlof niet onredelijk lang. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 13 december 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven