Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1769/TA, 2 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/1769/TA

betreft: [klager]                                                                        datum: 2 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 september 2018 van de beklagcommissie bij FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] gehoord. Klager heeft schriftelijk bericht geen gebruik te maken van de mogelijkheid te worden gehoord. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. 1) het beheer van klagers financiën (PN 2018/093a-1) en    2) de weigering tot het verlenen van toestemming voor het invoeren van dure spullen (PN 2018/093a-2);

b. de regeling reserveren en sparen (PN 2018/093b);

c. de weigering een betaalopdracht uit te voeren (PN 2018/093c);

d. de weigering een beloning toe te kennen voor 10 uur en wachtgeld (PN 2018/093d);

e. de weigering een overzicht te verstrekken van rekeningen en telefoonspecificaties (PN 2018/093e);

f. het niet mogen praktiseren van begeleid verlof (PN 2018/093f).  

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen a-1, b, c, e en f van het beklag en het beklag wat betreft de beklagonderdelen a-2 en d ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Niet al zijn vragen zijn beantwoord. De behandeling heeft veel te lang geduurd. Klager is hierdoor benadeeld. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting verwijst naar hetgeen door de inrichting voor de beklagcommissie naar voren is gebracht. Aan klager is ten onrechte een Wajong-uitkering verstrekt. Er staat een flink bedrag open dat hij moet terugbetalen. Het overleg met klager over zijn financiën verloopt moeizaam. In januari 2019 staat weer een vervolggesprek tussen klager en een financieel medewerker gepland. Het begeleid verlof is nog steeds niet op gang gekomen, omdat klager zich nog steeds niet aan de voorwaarden houdt.

3.         De beoordeling

a-1, b, c, e en f.

Tegen een algemene in de inrichting geldende regeling kan niet worden geklaagd. Tegen een op grond van die regeling genomen concrete beslissing kan wel worden geklaagd, doch alleen als kan worden aangesloten bij één van de in artikel 56 en 57 van de Bvt genoemde beklaggronden. Verder moet op grond van artikel 58, derde lid, van de Bvt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag vermelden. Het komt er dus op neer dat klager zo duidelijk en concreet mogelijk moet verwijzen naar de beslissing waar hij het niet mee eens is. De beroepscommissie stelt vast dat ten aanzien van de klachten a-1 en c van klager een duidelijke verwijzing naar een concreet op hem van toepassing zijnde beslissing ontbreekt. Verder klaagt klager over algemene in de inrichting geldende regelingen. Zo ligt het beheer van klagers financiën (onderdeel e) op grond van artikel 40, tweede lid, van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) bij het hoofd van de inrichting. Hetzelfde geldt voor de in de huisregels van de inrichting opgenomen regels voor het reserveren en sparen (onderdeel b). De klacht met betrekking het niet praktiseren van begeleid verlof (onderdeel f) is niet beklagwaardig, tenzij er sprake zou zijn van een intrekking van een verlof op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt waarbij vervolgens een aaneengesloten periode van meer dan een week het verlof niet kon plaatsvinden. Hiervan is geen sprake. De beroepscommissie komt derhalve tot het oordeel dat ten aanzien van deze beklagonderdelen de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op deze onderdelen tot niet ontvankelijkheid van het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

a-2 en d.

Gelet op klagers schuldenproblematiek heeft het hoofd van de inrichting in redelijkheid kunnen besluiten klager geen toestemming meer te verlenen voor het invoeren van dure spullen. Ter zitting van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting nog toegelicht dat aan klager ten onrechte een Wajong-uitkering is uitgekeerd en hij een fors bedrag zal moeten terugbetalen. Voorts zijn de beroepscommissie geen redenen of omstandigheden gebleken op grond waarvan klager aanspraak zou kunnen maken op een beloning voor 10 uur dagbesteding per week. Klager is door het behandelteam geschikt bevonden voor dagbesteding maar werkt feitelijk minder dan 10 uur per week. Dit komt – zo begrijpt de beroepscommissie – omdat met klager geen overeenstemming kan worden bereikt over de dagbesteding. Uit de stukken blijkt dat er geen sprake is van ziekte dan wel gedeeltelijke (on)geschiktheid. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. M.J.H. van den Hombergh, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 januari 2019

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven