Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1518/GB, 4 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/1518/GB

Betreft:            […]                                                                            datum: 4 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.J. Lindhout, namens  […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 20 augustus 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2.         De feiten

Klaagster is sinds 20 januari 2017 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Ter Peel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Het gestelde vluchtgevaar is niet aannemelijk. Klaagster wil na detentie naar Italië, maar daar nu naartoe vluchten ligt niet voor de hand, omdat zij daar snel zou worden aangehouden. Zij zou zich daar dan de rest van haar leven moeten schuilhouden voor een relatief kort strafrestant. Ook zou zij daarmee haar strafonderbreking ex artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting op het spel zetten. Er is geen recent advies van het Openbaar Ministerie (OM). Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het op alle leefgebieden goed gaat. Deze informatie is niet gemotiveerd betwist. Klaagster heeft een blanco strafblad en verkeert in slechte gezondheid. Ze is beperkt detentiegeschikt. Het recidivegevaar zou niet kunnen worden ingeschat (omdat klaagster het delict ontkent), maar voornoemde omstandigheden maken dat die beoordeling positief moet worden bijgesteld. Regimegebonden verloven kunnen bijdragen aan klaagsters psychische gezondheid, omdat zij daarmee meer en beter contact kan onderhouden met haar sociale netwerk. Haar dochter weigert met klaagsters kleindochter op bezoek te komen in de inrichting. Bij verblijf op het verlofadres zou zij haar wel kunnen bezoeken.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De adviezen van het OM van 8 en 14 mei 2018 zijn voldoende recent en relevant, ook al ging het daar om strafonderbreking. De weigeringsgronden van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn ook van toepassing op regimaire verloven. Klaagster heeft geprobeerd uit handen van justitie te blijven door te vluchten. Ze heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De reclassering kan klagers stelling dat zij op geen enkel leefgebied problemen heeft, niet controleren, omdat er geen referenten zijn. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat. Plaatsing in een b.b.i. is daarom te risicovol. De informatie over klaagsters gezondheid is niet actueel. Klaagster functioneert in de inrichting naar behoren. Hoewel de politie het verlofadres heeft goedgekeurd, is het niet aanvaardbaar, omdat dit het adres is van iemand die ook in de locatie Ter Peel gedetineerd is geweest. Doordat klaagster geen binding heeft met Nederland, vervalt een belangrijk doel van plaatsing in een b.b.i., namelijk re-integratie in de Nederlandse maatschappij. Klaagster kan via Skype en tijdens bezoekuren contact onderhouden met haar familie, maar hiervan wil zij geen gebruik maken.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Uit het dossier komt het volgende naar voren. Klaagster heeft de Italiaanse nationaliteit en het grootste deel van haar familie woont daar ook. Zij is voorafgaand aan haar strafzaak naar Italië gevlucht en daar uiteindelijk aangehouden. Ze heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

4.3.      Uit de onder 4.2. genoemde omstandigheden vloeit enerzijds voort dat klaagster geen belang heeft bij resocialisatie in de Nederlandse samenleving en anderzijds dat een bovengemiddeld risico bestaat dat zij naar Italië vlucht. De stellingen van de raadsvrouw over klaagsters (psychische) gezondheid zijn niet onderbouwd en bovendien in beginsel niet redengevend voor plaatsing in een b.b.i. Ook klaagsters wens om haar kleindochter te kunnen bezoeken is – hoewel begrijpelijk – geen reden om, in weerwil van het meer dan beperkte vluchtrisico, klaagster in een b.b.i. te plaatsen. Tenslotte merkt de beroepscommissie op dat de reclassering het recidiverisico niet kan inschatten. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 4 januari 2019.

 

 

 

                      secretaris                      voorzitter

Naar boven