Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1414/GB, 9 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/1414/GB

Betreft:            […]                                                                             datum: 9 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 20 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 27 mei 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen. Op 10 juli 2017 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen, omdat klager zich tijdens een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) aan het toezicht zou hebben onttrokken en een nieuw strafbaar feit zou hebben gepleegd. Die onttrekking vond plaats op 26 december 2016, meer dan anderhalf jaar voor de afwijzing van het verzoek. Klager hield zich in de inrichting aan de afspraken en heeft interventies gevolgd. Het strafbare feit dateert van 25 december 2016, ook ruim anderhalf jaar voor de afwijzing. Naast voornoemde incidenten heeft klager zich tijdens eerdere detenties altijd aan de voorwaarden gehouden en op correcte wijze deelgenomen aan detentiefasering. De reclassering is positief over klagers probleeminzicht en acht nadere gedragsinterventies niet geïndiceerd. Bovendien is niet onderbouwd waarom de risico’s niet zouden kunnen worden ondervangen, bijvoorbeeld door elektronisch toezicht (vgl. RSJ 23 januari 2014, 13/3556/GB). De enkele eerdere onttrekking is onvoldoende om de afwijzing te kunnen dragen. Het vluchtgevaar is niet nader, en daarmee onvoldoende feitelijk onderbouwd. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klager wenst te worden gehoord.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is tweemaal gerecidiveerd tijdens zijn v.i. Hij heeft zich niet aan de meldafspraken gehouden en is naar Spanje gevlucht. Klagers recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Klager heeft te kennen gegeven niet mee te willen werken aan elektronisch toezicht.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Klager is op 23 november 2018 in vrijheid gesteld. In beginsel zou hij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.3.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een b.b.i. gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.4.      Vaststaat dat klager zich op 26 december 2016 heeft onttrokken aan detentie en vervolgens naar Spanje is vertrokken, omdat hij werd verdacht van het plegen van een nieuw strafbaar feit (hennepteelt). Klagers v.i. is om die reden herroepen. Het recidiverisico en het risico op onttrekking worden door de reclassering op  29 november 2017 als hoog ingeschat. Klager vormde dus een meer dan beperkt vlucht- en maatschappelijk risico. Daarnaast weigerde klager aan elektronisch toezicht mee te werken. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 9 januari 2019.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven