Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/740/TA, 11 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/740/TA

betreft: [klager]            datum: 11 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2018 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, locatie Vught, verder ook te noemen de inrichting  (PV 2018/001, - 002, - 006 en - 010), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught op de afdeling 2A, zijn namens het hoofd van de inrichting gehoord […] en […], respectievelijk jurist en zorgmanager bij de Pompestichting. Tevens was ter zitting als toehoorder aanwezig dhr. […], waarnemend algemeen secretaris van de RSJ. Klager heeft aangegeven niet ter zitting te willen verschijnen. Klagers raadsman mr. A.R. Ytsma heeft meegedeeld dat hij niet gemachtigd is om ter zitting het woord namens klager te voeren. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie. Het beklag betreft:

a.         de verlenging van klagers afzondering ingaande op 1 februari 2018;

b.         de verlenging van klagers afzondering ingaande op 1 maart 2018;

c.         het aanwenden van vrijheidsbeperkende middelen, handboeien, bij klager tijdens uitsluitmomenten met ingang van 15 januari 2018

d.         de bejegening door het personeel.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van het beklag vermeld onder d. en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt voorafgaand aan de zitting als volgt schriftelijk toegelicht. Klager is vanaf oktober 2017 afgezonderd en heeft een handboeienregime. Hij is ten onrechte afgezonderd. Het woord 'kanker' heeft hij niet gebruikt. De psychiater M. heeft de raadsman in mei 2018 telefonisch gezegd dat klager niet op de juiste plaats zit in Vught. Gelet op het toestandsbeeld van klager zou hij volgens de psychiater weer naar een reguliere LFPZ-afdeling kunnen. Als praktische zaken duidelijk zijn voor klager heb je volgens de psychiater weinig tot geen last van hem. Klager is niet gevaarlijk. Het handboeienregime had niet ingezet moeten worden. Er wordt te krampachtig gereageerd op klager. Klager heeft steeds gezegd dat hij de veiligheid kan garanderen. Van belang is dat de afdeling 2A hem duidelijkheid verschaft over zijn financiën, boodschappen en bezoek. Dit is een voortdurende bron van onrust. De bejegening is niet optimaal op klager afgestemd, waardoor het wantrouwen alleen maar toeneemt.  Klager zit 24 uur per dag achter de deur en maakt nauwelijks gebruik van zijn luchtmomenten. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager uitte voortdurend bedreigingen en had het boeienluik eruit getrapt. Hij ging telkens zonder reden door het lint. Reageerde bijvoorbeeld niet op de vraag om de boodschappenlijst in te leveren en leverde die vervolgens tien minuten na de tijdslimiet in waardoor hij geen boodschappen meer kon bestellen. Dit is veertien tot vijftien keer gebeurd. Klager gaat dan door het lint. Het handboeienregime is zo kort als mogelijk is opgelegd. Wekelijks werd en wordt het handboeienregime van klager op de agenda gezet en beoordeeld of het nog noodzakelijk is. Sinds het verblijf van klager op de afdeling 2A was dit de derde keer dat het handboeienregime is opgelegd. Telkens wordt bezien of de ontstane impasse kan worden doorbroken en/of het handboeienregime kan worden beëindigd. Sinds twee weken verblijft klager wederom in het handboeienregime. Omdat klager ander personeel negeert, houdt de zorgmanager zelf contact met klager. Klager reageert ook niet op drs. B. die met klager wil spreken om te bezien of hij naar een andere locatie kan worden overgeplaatst. Klager is in verband met zijn gedrag niet geschikt voor de afdeling Niers en hij wil daar ook niet geplaatst worden. Er is en wordt heel veel gedaan om klager uit de ontstane impasse te krijgen. Er is echter een en ander misgegaan in voorgaande inrichtingen. Klager ondervindt hierdoor nog steeds veel frustratie.

3.         De beoordeling

Met betrekking tot a., b. en d.:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot c:

Uit de behandeling ter zitting en de stukken is gebleken dat klager voorafgaand aan de onderhavige beslissing forse dreigementen heeft geuit die in het licht van eerdere ernstige fysieke incidenten in twee voorgaande inrichtingen serieus dienden te worden genomen en dit ertoe noodzaakte dat bij klager handboeien werden aangelegd tijdens uitsluitmomenten. Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting verduidelijkt dat de voortduring van het handboeienregime tijdens uitsluitmomenten wekelijks is geëvalueerd, hetgeen de beroepscommissie van belang acht gelet op de ingrijpendheid van de beslissing. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Zij zal derhalve het beroep op dit punt eveneens ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met ten aanzien van c. aanvulling van de gronden. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 januari 2019.

                 

 

                                   secretaris                                           voorzitter

Naar boven