Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/579/TB, 11 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/579/TB

betreft: [klager]                                                                       datum: 11 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 15 mei 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen de Minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma en namens de Minister, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Tevens was ter zitting als toehoorder aanwezig dhr. P.M.C. van den Beemt, waarnemend algemeen secretaris van de RSJ. Klagers raadsman heeft vóór de zitting schriftelijk meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen, afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 9 juni 2006 is klager geplaatst in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Bij beslissing van 12 juli 2007 is klager overgeplaatst naar FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij beslissing van 9 juli 2008 is klager overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel te Venray en vervolgens bij beslissing van 24 mei 2013 overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Op 9 en op 22 april 2018 heeft klager verzocht om hem over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen. De Minister heeft op 15 mei 2018 deze verzoeken afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

De raadsman heeft vóór de zitting verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden omdat klager binnenkort een intake heeft bij de FPA in Deventer. Wanneer dat gesprek plaatsvindt, is onduidelijk. Indien hij wordt geaccepteerd, is het niet meer nodig om het beroep te handhaven. Het is de raadsman niet duidelijk waarom de voorzitter van de beroepscommissie het verzoek om aanhouding heeft afgewezen. Er is geen rekening gehouden met klagers individuele belangen bij een plaatsing in Nijmegen. Hij heeft geen vertrouwen meer in FPC Dr. S. van Mesdag, geen vertrouwen in zijn resocialisatietraject in Groningen en geen vertrouwen dat het goed komt met zijn behandeling in Groningen. Klager heeft geen verlof. Er is ook geen aanvraag gedaan. Klager wil niet met verlof in Groningen omdat hij geen slachtoffer(s) wil tegenkomen. Hij neemt een iets langere behandelduur door de overplaatsing naar Nijmegen op de koop toe. Hij begrijpt niet waarom hij tegen zijn zin in Groningen wordt gehouden.Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Het is juist dat klager is aangemeld bij de FPA te Deventer maar het verdient de voorkeur om het beroep wel inhoudelijk te behandelen en de behandeling van de zaak niet aan te houden. Bij de intake die waarschijnlijk in januari 2019 zal plaatsvinden, zal over de randvoorwaarden worden gesproken waaraan klager zal moeten voldoen om overgeplaatst te kunnen worden naar de FPA. Meestal duurt het een paar weken  voordat een plaatsingsbeslissing wordt genomen. Eerder is getracht om klager in de FPA te Warnsveld te plaatsen maar dit is niet gelukt in verband met de diagnose ASS. Bij de FPA te Deventer zal deze diagnose geen probleem zijn. Van belang is dat klager zich committeert aan de voorwaarden. De ene keer zegt hij dat hij er naar toe zal werken en op een ander moment geeft hij een ander beeld. Het is mogelijk dat de FPA te Deventer de voorwaarde stelt dat klager eerst met (begeleid) verlof gaat voordat hij geplaatst kan worden in de FPA om te laten zien of hij zich aan voorwaarden kan houden. Motivatie voor een vervolgsetting lijkt er bij klager wel te zijn.

Nu er nog geen duidelijkheid is of klager daadwerkelijk in de FPA kan worden geplaatst, is het wenselijk om klagers behandeling in FPC Dr. S. van Mesdag te continueren en klager niet over te plaatsen naar de Pompestichting. FPC Dr. S. van Mesdag is bekend met het feit dat klager niet in Groningen wil resocialiseren in verband met de slachtoffer(s) en zal daar rekening mee houden.

4.         De beoordeling

Klagers raadsman heeft vóór de zitting verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden omdat binnenkort een intake met de FPA te Deventer zal plaatsvinden in verband met een eventuele opname van klager in de FPA. Dit verzoek is door de voorzitter van de beroepscommissie voorafgaand aan de zitting afgewezen. Het verzoek tot aanhouding werd ter zitting onder aanvoering van dezelfde gronden herhaald. Hetgeen ter zitting is aangevoerd kan, nu de beroepscommissie zich voldoende acht ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen en zij geen belang voor klager ziet om de behandeling van de zaak aan te houden, niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie wijst derhalve het herhaalde verzoek van de raadsman af. Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat FPC Dr. S. van Mesdag behandel- en resocialisatiemogelijkheden ziet voor klager en mee zal werken aan klagers wens om zijn resocialisatietraject niet te laten plaatsvinden in de regio Groningen in verband met een eventueel contact met het/de slachtoffer(s). De inrichting acht het derhalve niet in belang van klagers behandeling om hem over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen. Gelet op dit advies van FPC Dr. S. van Mesdag kan de beslissing om klagers verzoek hem over te plaatsen naar de Pompestichting af te wijzen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Het feit dat binnenkort een intakegesprek zal worden gepland met de FPA te Deventer en waarvan de uitkomst thans nog onduidelijk is, maakt dit oordeel niet anders.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 januari 2019.

            

 

                                   secretaris                                           voorzitter

 

Naar boven