Nummer: R-18/1537/GB
Betreft: [klager] datum: 18 december 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Toet, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 21 april 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen locatie Esserheem.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De stelling van het Openbaar Ministerie (OM) dat klager niet zou (willen) meewerken aan een behandeling, is pertinent onjuist. Klager heeft laten zien dat hij aan alle soorten van hulpverlening wenst mee te werken en heeft zich gedurende zijn detentie zeer goed gedragen. Ook is bij hem opnieuw een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen, op grond waarvan hij in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen is geplaatst. Door een zeer korte beoordelingstermijn en een misverstand is hij na drie weken teruggeplaatst in de p.i. Veenhuizen locatie Esserheem. Hiertegen is beroep ingesteld bij de beroepscommissie. Hoewel het OM een behandeling van klager noodzakelijk acht en klager deze behandeling wenst te ondergaan, weigert het OM klager terug te plaatsen in de kliniek, gelet op het recidiverisico. De politie heeft dit recidiverisico onderbouwd door te kennen te geven dat klager mogelijk (in)direct contact zou zoeken met de slachtoffers. Klager betwist dit. Vooralsnog krijgt hij in de gevangenis geen behandeling door een psycholoog, terwijl hij hier wel om verzoekt. Klager is bereid, zoals de reclassering adviseert, een behandeling in een gesloten setting te ondergaan. Nu klagers v.i.-datum nadert, wenst hij zich te kunnen voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij. De negatieve adviezen kunnen geen basis vormen voor de afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een p.p. Daarnaast kan de behandeling en begeleiding vanuit het p.p. het recidiverisico juist beperken. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de p.i. Veenhuizen locatie Esserheem van 20 juli 2018 blijkt dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens mishandeling (begaan tegen zijn levensgezel), verkrachting, mensenhandel, drugsbezit en bezit kinderporno. In eerste aanleg is klager veroordeeld tot een TBS-maatregel met dwangverpleging. Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt ten behoeve van klagers strafzaak, blijkt dat klager nauwelijks heeft meegewerkt aan het onderzoek. Eind 2017 heeft hij meegewerkt aan een psychologisch onderzoek van de GGZ Drenthe, op grond waarvan hij is gediagnosticeerd met een hoge mate van psychopathie en persoonlijkheidsproblematiek. Het recidiverisico is ingeschat als ‘hoog’. Er is een klinische behandeling geadviseerd. Op grond daarvan heeft het OM negatief geadviseerd om klager te laten deelnemen aan een p.p., en mede gelet op het recidiverisico en het ontbreken van inzicht in klagers onderliggende patronen. Klager heeft in het kader van een klinische behandeling van 6 maart 2018 tot en met 29 maart 2018 verbleven in de FPK Assen. Door het ontbreken van overeenstemming over klagers kernproblematiek werd de kans op een effectieve delictpreventieve behandeling echter te gering geschat. Hierdoor is klager teruggeplaatst in de p.i. Veenhuizen locatie Esserheem. Klager stelt dat hij wel gemotiveerd is voor een behandeling, maar niet in een gesloten setting. De reclassering acht dit echter noodzakelijk gelet op het hoge recidiverisico. De reclassering heeft negatief geadviseerd over klagers deelname aan een p.p. Klagers stelling dat hij de kans niet krijgt een behandeling te ondergaan, is dan ook onjuist. Uit het advies van de politie volgt dat klager als ‘vuurwapengevaarlijk’ geclassificeerd is. Verder volgt dat klager een contactverbod heeft met zijn slachtoffers, maar dat twee van de slachtoffers vanuit een p.i. zijn lastiggevallen door mannen. Indien klager meer vrijheden zal krijgen, zal direct ingezet moeten worden op bescherming van de slachtoffers. Gelet op de risico’s en klagers houding is de bestreden beslissing in redelijkheid genomen, nu klager niet aan de voorwaarden voor deelname aan een p.p. voldoet. Hij werkt immers niet mee aan de beperking van de risico’s en daarmee aan het opgestelde re-integratieplan.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat het OM en de reclassering een negatief advies hebben gegeven voor klagers deelname aan een p.p., gelet op het hoge recidiverisico. Verder wenst klager niet mee te werken aan een klinische behandeling in een gesloten setting, die wel geïndiceerd is gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek. Klager voldoet derhalve niet aan de eisen voor deelname aan een p.p. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 18 december 2018.
secretaris voorzitter