Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1212/TA, 19 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:           R-18/1212/TA

betreft: [klager]                                                                      datum: 19 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], hoofd behandeling, en […], jurist. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft twee beslissingen die jegens klager zijn genomen na een netwerkgesprek met zijn vriendin op 3 april 2018:

- de beslissing van 3 april 2018 tot het houden van toezicht op het bezoek van klagers vriendin (K-2018-110), en

- de beslissing van 3 april 2018 tot het houden van toezicht op telefonisch contact met klagers vriendin na bedoeld netwerkgesprek  (K-2018-111).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover de toezichtmaatregelen zien op klagers vriendin en niet in behandeling genomen ten aanzien van klagers overige netwerk, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De maatregelen van toezicht op het bezoek van en telefoneren met klagers vriendin zijn ten onrechte opgelegd en hebben te lang geduurd. Klager heeft na de vondst van pornografische beelden bij een kamercontrole op 27 maart 2018 direct openheid betracht in het eerste gesprek. Er waren nog twee versleutelde bestanden over en klager heeft direct aangegeven dat de sleutel zijn vingerafdruk is. Daarom was afgesproken dat die bestanden samen met klager zouden worden geopend. Ook zouden de filmpjes met zijn vriendin worden bekeken. Klager was vergeten wat er op de versleutelde bestanden stond, maar in mei herinnerde hij zich dat er foto’s van de bruiloft van zijn zus op stonden. De stelling van de inrichting dat niet gecontroleerd kan worden of de beelden oud zijn is onjuist. Dat het om zeer oude contrabande gaat is te zien aan de hand van de kamerinrichting en het feit dat zijn ex-partner er op staat. De inrichting heeft geen gebruik gemaakt van klagers aanbod om samen met de ICT-afdeling de filmpjes te bekijken. Verder heeft klagers vriendin wel degelijk duidelijkheid gegeven in eerste netwerkgesprek. Zij kwam wekelijks op bezoek en was met klager bereid een tweede netwerkgesprek te houden. Het is onbegrijpelijk dat dit tweede gesprek pas op 8 mei 2018  heeft plaatsgevonden. Dat gesprek had eerder moeten en kunnen plaatsvinden.

Verzocht wordt de klachten over de toezichtmaatregelen betreffende het overige netwerk wel in behandeling te nemen. Klager was ten tijde van het indienen van zijn klacht nog niet op de hoogte van het feit dat het toezicht ook voor overige netwerkleden gold. Dat was hem niet gemeld bij het opleggen van de toezichtmaatregelen betreffende zijn vriendin. Klager merkte dit pas toen hij belde  met zijn vriend E. en dit werd begeleid. De staf heeft klager toen meegedeeld dat het toezicht klagers hele netwerk gold. Ook is het bezoek van deze vriend aan klager door een fout van de inrichting een keer geweigerd, hetgeen een andere klacht betreft (K-2018-123). Deze vriend is echter een of tweemaal bij klager op bezoek geweest waarbij de deur van klagers kamer open moest blijven, hetgeen volgens vaste jurisprudentie toezicht betreft. Klagers raadsvrouw heeft geen duidelijkheid van klager verkregen over de periode waarin deze kwestie met die vriend zich heeft afgespeeld. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Er zijn meerdere gesprekken nodig geweest om van klager voldoende informatie te verkrijgen. Er was veel tijd nodig om te toetsen of het om oude beeldopnamen ging. Tijdens drie gesprekken heeft klager telkens steeds meer informatie gegeven en die informatie moest door de ICT-afdeling worden geverifieerd. Op 30 maart 2018 was er voldoende duidelijkheid en kon met afdelingsarrest in plaats van afzondering worden volstaan. Het eerste netwerkgesprek was op 3 april 2018, het tweede netwerkgesprek op 8 mei 2018. In de tussentijd heeft de ICT-afdeling onderzoek gedaan. Daar was veel tijd mee gemoeid vanwege de grote hoeveelheid bestanden die gescand moest worden en de omstandigheid dat het hoofd behandeling daarbij aanwezig moest zijn. Op 20 april 2018 is het toezicht op het bellen met de vriendin opgeheven. Het toezicht op haar bezoek is nog voortgezet tot aan het tweede netwerkgesprek omdat het wenselijk was het verloop van het bezoek nog in de gaten te houden. Toezicht op bezoek van het overige netwerk was noodzakelijk, omdat het de vraag was hoe klager aan opnameapparatuur kwam om opnamen op de USB-sticks te zetten. Daarin kon niet alleen klagers vriendin, maar konden ook andere netwerkleden een rol spelen. De toezichtmaatregelen hoeven niet schriftelijk te worden meegedeeld. Als het goed is, moeten de toezichtmaatregelen zijn opgenomen in de “notulen voortgangsbespreking” of de dagrapportage.

3.         De beoordeling

Vast staat dat naar aanleiding van de vondst van USB-sticks met pornografische beelden van klager met zijn vriendin op 27 maart 2018 de maatregel van weigering van bezoek van klagers vriendin is opgelegd en dat die maatregel na een op 3 april 2018 gehouden netwerkgesprek is opgeheven. Hierna zijn de maatregelen van toezicht op bezoek van en telefoneren met klagers vriendin opgelegd.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager, anders dan hij stelt, niet direct openheid van zaken heeft gegeven, en dat na het netwerkgesprek van 3 april 2018 nog onvoldoende duidelijk was wat de rol van klagers vriendin in het geheel was. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat het om een grote hoeveelheid te onderzoeken bestanden ging, en dat de ICT-afdeling meer tijd nodig had om onderzoek te doen. Dit te meer daar er twee versleutelde bestanden op de USB-sticks stonden die, naar door de inrichting op 25 mei 2018 schriftelijk is verklaard, niet geopend konden worden omdat klager daaraan niet heeft willen meewerken. De bestreden beslissingen kunnen daarom in het licht van het handhaven van de orde en veiligheid in de inrichting niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

De duur van het toezicht op telefonisch contact met klagers vriendin is niet onredelijk, nu klager volgens de inrichting eerst op 20 april 2018 beter in contact was met het behandelteam, er een tweede netwerkgesprek zou gaan plaatsvinden en werd ingeschat dat er geen gevaar zou uitgaan van onbegeleid telefoneren. Evenmin is het onredelijk dat het toezicht op bezoek van klagers vriendin toen nog wel is voortgezet totdat het tweede netwerkgesprek op 8 mei 2018 had plaatsgevonden. Gelet op de noodzaak om nog bestaande onduidelijkheden rond de aangetroffen contrabande weg te nemen, acht de beroepscommissie het stapsgewijs proberen te komen tot opheffing van de toezichtmaatregelen betreffende het bezoek van en het telefoneren met klagers vriendin een adequate handelwijze. De klacht met betrekking tot de opgelegde toezichtmaatregelen jegens klagers overige netwerk is door de beklagcommissie niet in behandeling genomen. Ten overvloede merkt de beroepscommissie hierover nog het volgende op. Niet is betwist dat de toezichtmaatregelen ook jegens klagers overige netwerk zijn genomen. Klager stelt in de praktijk daarvan op de hoogte te zijn geraakt. De inrichting heeft in de schriftelijke toelichting van 25 mei 2018 verklaard dat het opleggen daarvan op 27 maart 2018 mondeling aan klager heeft plaatsgevonden, dat het toezicht op bellen met het overige netwerk tot 20 april 2018 heeft geduurd en dat uiteindelijk geen toezicht op bezoek van het overige netwerk heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan het nemen van toezichtmaatregelen op het overige netwerk in ieder geval niet onredelijk worden genoemd, nu onduidelijk was hoe klager aan opnameapparatuur heeft kunnen komen en niet alleen klagers vriendin maar ook het overige netwerk daarin een rol heeft kunnen spelen.

Hoewel de wet daartoe niet verplicht, acht de beroepscommissie het wel wenselijk dat toezichtmaatregelen op schrift worden gesteld en aan verpleegden worden uitgereikt teneinde elke verwarring te voorkomen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 december 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven