Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/800/GA, 13 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/0800/GA

Betreft:            [klager]            datum: 13 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 juli 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2018, gehouden in p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T. Urbanus, […], directeur bij p.i. Zwolle. Als toehoorder was aanwezig […], stagiaire bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 6 juli 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beroep is tweeledig. Er kleeft namelijk een formeel en een materieel gebrek aan het besluit tot oplegging van de a-dwangbehandeling. Zo werd aan meerdere wettelijke vereisten voor het opleggen van een a-dwangmiddelen niet voldaan. Ten eerste werd artikel 46e, tweede lid van de  Pbw niet nageleefd. Bij de beslissing moet een verklaring van de behandelend psychiater en niet behandelend psychiater worden overgelegd. De beslissing bevatte echter geen bijlagen en in de beslissing worden de psychiaters niet geciteerd. Hierdoor is de inhoud van de verklaringen van de psychiaters niet duidelijk. In de beslissing wordt enkel de psychiater van de p.i. aangehaald. De verklaring van de niet behandelend psychiater wordt in zijn geheel niet besproken. Hierdoor blijkt niet dat sprake is van een stoornis van de geestesvermogen. Dit volgt ook niet uit de beslissing. Ten tweede is de raadsvrouw niet op de hoogte gesteld van het voornemen over te gaan tot een

a-dwangbehandeling en is zij ook niet in de gelegenheid gesteld om haar bezwaren te uiten, zoals wel vereist is op grond van artikel 22c van de Pm. Zij werd pas gebeld toen de beslissing al genomen was. Verder blijkt niet dat voldaan werd aan de inlichtingenplicht, nu klager niet beschikt over dergelijke stukken.

Ten derde toonde de directeur onvoldoende aan dan wel onderbouwde hij onvoldoende dat sprake is van een gevaar in de zin van artikel 46d, aanhef en  onder a, van de Pbw. Er gaat onvoldoende gevaar uit het handelen van klager om een a-dwangbehandeling te rechtvaardigen. Er deed zich in de inrichting geen enkel incident voor en er is geen sprake van dreigende situaties. Het door de inrichting gestelde gevaar is gebaseerd op het indexdelict van klager. Dat deed zich buiten de inrichting en onder zeer bijzondere omstandigheden voor. De directie gaat eraan voorbij dat klager in het indexdelict niet de primaire agressor was. De slachtoffers kwamen dreigend klagers kamer binnen om ervoor te zorgen dat klager zou stoppen in zichzelf te praten. Als laatst werd onvoldoende aangetoond dan wel onderbouwd dat de toepassing van de a-dwangbehandeling noodzakelijk is. Het is een ultimum remedium. Het kan pas toegepast worden als er geen andere middelen mogelijk zijn om het gevaar af te wenden of te verminderen. Er bestonden nog andere middelen. Daar gaat de directie aan voorbij. Klager wilde best meewerken aan het innemen van medicatie, maar dan moet daarover een normaal gesprek gevoerd worden. Dat gebeurde niet.

Door de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verblijft onder luid protest op de afdeling. De psychiater geeft aan dat klager chronisch psychotisch is, er is sprake van middelenmisbruik en klager is bekend met persoonlijkheidsproblematiek. Dit wordt ook erkend door een tweede onafhankelijke psychiater. Het gevaar wordt veroorzaakt door klagers psychose. Klager zit vast vanwege het neersteken van twee medebewoners, nadat zij bij hem klaagden over geluidsoverlast. In de p.i. is ook sprake van geluidsoverlast. Klager neemt niet deel aan het dagprogramma en verblijft veel op eigen cel. Klager schreeuwt daar veelvuldig. Klager erkent dat hij schreeuwt en praat, maar weet niet waarom hij dat doet. Klager is geagiteerd, achterdochtig, veel boos en geladen. Medegedetineerden klaagden over de geluidsoverlast. Zij raken geïrriteerd en op die manier bestaat gevaar voor klager. Daarnaast reageert klager agressief op degenen die hem op zijn gedrag aanspreken. Hij kan zich niet aanpassen. Er vonden geen incidenten plaats, maar er waren wel verontrustende signalen. De advocaat werd wel geïnformeerd. Dat kan de directeur niet aantonen, maar hij ziet geen reden om er vanuit te gaan dat dat niet gebeurde.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat klagers raadsvrouw niet werd geïnformeerd over de voorgenomen beslissing, zoals bedoeld in artikel 22c van de Pm. Op grond hiervan zal het beroep in zoverre dan ook gegrond worden verklaard en komt klager een tegemoetkoming toe van € 17,=.

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogen doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

In het dossier zijn de mededeling a-behandeling d.d. 6 juli 2018, het uittreksel behandelplan, het advies behandelend psychiater […] d.d. 12 juni 2018 en de second opinion van […] d.d. 22 juni 2018 bijgevoegd.

Daaruit volgt dat klager een psychotische stoornis heeft. Klagers gedrag voortkomend uit de psychose veroorzaakt gevaar voor het leven van anderen. Hij schreeuwt veel en is snel boos. Indien hij op zijn gedrag wordt aangesproken, reageert hij agressief en past daarna zijn gedrag niet aan. Klager wil niet in gesprek gaan en wil ook niet meewerken. Er vonden geen incidenten plaats, maar er waren wel verontrustende signalen dat die plaats zouden kunnen gaan vinden. Gelet op het delict waarvoor klager vastzit, werden die signalen versterkt, nu dit vergelijkbare situaties betreffen. Dit delict kan ter onderbouwing van het opleggen van een a-dwangbehandeling dan ook meegenomen worden.Gelet op het vorenstaande en alles in onderling verband bezien en afgewogen, is de totstandkoming van de bestreden beslissing voldoende zorgvuldig en inzichtelijk. De behandelaar en de psychiater die niet bij zijn behandeling betrokken is, hebben een psychiatrische stoornis vastgesteld. Op goede gronden is aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur bij klager dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan daarom niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, voor zover deze ziet op het feit dat klagers raadsvrouw niet over de voorgenomen beslissing werd geïnformeerd. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 17,=.De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en  J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 13 december 2018

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven