Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/753/TA, 19 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/753/TA

betreft: [klager] datum: 19 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 5 april 2018 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], hoofd behandeling, en […], jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 16 januari 2018 tot verlenging van het op 19 december 2017 opgelegde afdelingsarrest (K-2018-29).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 40,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager is bij binnenkomst in de inrichting afdelingsarrest opgelegd, opdat klager en de staf en medepatiënten elkaar rustig kunnen leren kennen. Klager wordt door de staf als psychiatrisch zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar ingeschat, zodat het van belang is vrijheden langzaam uit te breiden. Uit de stukken blijkt dat klager in periodes dat het minder goed met hem ging en hij psychisch in de war was brand heeft gesticht en andere incidenten heeft veroorzaakt. Het is daarom belangrijk dat de inrichting op de hoogte is hoe het met klager gaat. Gevreesd wordt dat hij, als het minder goed met hem gaat, opnieuw heftige incidenten zal veroorzaken. Klager moet door de staf goed ingeschat kunnen worden teneinde dergelijke incidenten te kunnen voorkomen. Gelet op klagers verleden is daarom sprake van gevaar voor de orde en veiligheid in de inrichting, dat alleen kon worden afgewend door hem in het zicht van de staf te houden en niet onbegeleid door de inrichting te laten bewegen. Begeleiders kunnen dan de interactie met personeel en medepatiënten tijdens deelname aan blokken in de gaten houden. Dat kan slechts in beperkte mate op het DAC waar recreatieve activiteiten plaatsvinden, maar daar gaat het om een grotere ruimte waar het toezicht minder scherp is dan bij blokken of in de tuin. Bij niet deelname aan DAC-activiteiten moet de verpleegde op de afdeling blijven.

Dagelijks is de mate van contactopbouw en contactgroei ingeschat. Ondanks inspanningen van de staf om klager beter te leren kennen, is het in de eerste vier weken onvoldoende gelukt om hem goed te kunnen inschatten. Klagers contact met de staf was daartoe onvoldoende. Klager is een psychotisch kwetsbare man met een verstandelijke beperking zonder ziekte-inzicht, die zich bagatelliserend opstelt ten aanzien van de indexdelicten. Klager heeft moeite met het vertrouwen van de ander en maakt zaken slechts oppervlakkig bespreekbaar. Het inschatten van risico’s wordt bemoeilijkt doordat klager het lastig vindt om zich voldoende open te stellen, bijvoorbeeld inzake het opstellen van een vroegsignaleringsplan. Het opbouwen van vertrouwen bij klager en het leren kenen van klagers risicofactoren kost de staf tijd. Gelet op de complexe problematiek was de periode van vier weken van het opgelegde afdelingsarrest daartoe onvoldoende. Het behandelteam had een duidelijk opbouwprogramma voor klager gemaakt met de intentie stapsgewijs toe te werken naar opheffing van het afdelingsarrest. Daarom is op 16 januari 2018 in redelijkheid ook beslist tot verlenging van klagers afdelingsarrest. Als gevolg van cannabisgebruik begin februari 2018 kon het schema echter tijdelijk niet verder uitgebouwd worden. 

Bij de beklagzitting was een vervangend hoofd behandeling aanwezig vanwege verhindering van klagers hoofd behandeling. De beklagcommissie had de inrichting in de gelegenheid moeten stellen om de kennelijk bestaande onduidelijkheden weg te nemen in plaats van het beklag wegens onvoldoende motivering van de maatregel gegrond te verklaren.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

In de schriftelijke mededeling van de beslissing van 16 januari 2018 tot verlenging van klagers afdelingsarrest staat alleen dat het contact met de staf op gang moet komen en dat is onvoldoende. In beroep probeert de inrichting de beslissing alsnog te motiveren. Ook dat is onvoldoende. Klager wordt met name op zijn verleden afgerekend. Klager zal altijd een psychisch kwetsbare man blijven. De inrichting heeft klager in de eerste vier weken voldoende gezien, daar klager aan activiteiten heeft deelgenomen en niet steeds op zijn kamer heeft gezeten. Klager begrijpt niet waarom hij niet onbegeleid naar het DAC kon gaan. Klager zegt ook de ene dag beter met de staf te kunnen praten dan de andere dag en dat is tot op heden nog zo. Klager vindt het moeilijk om over gevoelens te praten en zegt dat hij nou eenmaal zo is. In de eerste maand van het afdelingsarrest heeft klager geen cannabis gebruikt. Dergelijk gebruik is pas na 6 februari 2018 geconstateerd. Klager heeft nu geen afdelingsarrest meer.  

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting staat vast dat klager bij binnenkomst in de inrichting op 19 december 2017 afdelingsarrest is opgelegd opdat  klager, de afdeling, de staf  en medepatiënten rustig aan elkaar konden wennen. In de desbetreffende schriftelijke mededeling staat vermeld dat de maatregel kan worden opgeheven zodra de staf het gevoel heeft klager te kunnen inschatten en als blijkt dat klager gewend is aan de nieuwe omgeving en de patiëntengroep.

Blijkens de schriftelijke mededeling van 16 januari 2018 is het afdelingsarrest verlengd omdat het op dat moment nog niet verantwoord werd geacht klager onbegeleid door de inrichting te laten bewegen. Het is de bedoeling via een stappenplan tot uitbreiding van klagers vrijheden in de inrichting te komen, maar het contact met de staf moet nog op gang komen en de staf heeft nog niet het gevoel klager goed te kunnen inschatten.

Vast staat verder dat de beklagcommissie de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting ter beklagzitting heeft verzocht aan te geven welke concrete gedragingen van klager tot die conclusie hebben geleid, maar dat deze daarover toen geen duidelijkheid heeft kunnen geven, op grond waarvan de beklagcommissie het beklag gegrond heeft  verklaard.

Hoewel de beroepscommissie met de beklagcommissie van oordeel is dat een vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting ter zitting voldoende duidelijkheid moet kunnen geven, kan zich een situatie voordoen zoals zich in deze zaak heeft voorgedaan, namelijk dat een waarnemer de verhinderde deskundige vervangt en mogelijk onvoldoende op de hoogte is om meer inhoudelijke vragen te kunnen beantwoorden. In een dergelijk geval kan de gewenste duidelijkheid worden verkregen door de inrichting in de gelegenheid te stellen na de zitting alsnog de gevraagde inlichtingen te verstrekken. De beklagcommissie had hiertoe ook moeten beslissen teneinde het beklag ten volle inhoudelijk te kunnen beoordelen..

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in beroep voldoende duidelijk het belang uitgelegd van het goed kunnen inschatten van klager en het stapsgewijs kunnen toewerken naar uitbreiding van diens vrijheden.

Voorts is voldoende toegelicht dat op 16 januari 2018 nog niet was voldaan aan de voorwaarde voor opheffing van het afdelingsarrest, inhoudende dat de staf het gevoel heeft klager te kunnen inschatten. Daarom kon op 16 januari 2018 in redelijkheid worden beslist het afdelingsarrest te verlengen op de grond dat opheffen nog niet verantwoord werd geacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 december 2018.

                  

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven