Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1436/TA, 14 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Hoorplicht  v

 

nummer:           R-18/1436/TA

betreft: [klager]                                                                 datum: 14 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, betreffende […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2018, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.M. van Schaik, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], stafjurist.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de omstandigheid dat klager voorafgaand aan de oplegging van de maatregel tot separatie op 9 februari 2018 niet is gehoord (RV 2018/00011).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 5,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Dat de oplegging van de maatregel en het horen beide om 16.30 uur hebben plaatsgevonden, betekent niet dat klager niet vóór de oplegging is gehoord. Het tijdstip van 16.30 uur is geen verschrijving. Uit navraag bij het hoofd van de inrichting blijkt ook dat klager voorafgaand aan de maatregel is gehoord. In de schriftelijke weergave is het navolgende opgenomen: ‘u wilde in eerste instantie niet meewerken omdat u het er niet mee eens was. Uiteindelijk hebt u de keuze gemaakt voor de extra beveiligde separeer en hebt u zich coöperatief opgesteld’. Hieruit blijkt dat dit gesprek met klager vóór oplegging van de separatiemaatregel heeft plaatsgevonden. Voorts blijkt hieruit dat tijdens dit gesprek nog niet was besloten of er een separatiemaatregel of een afzonderingsmaatregel zou worden opgelegd. Bovendien heeft klager tijdens de beklagzitting zelf ook gezegd dat de directeur bij hem was geweest.

Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De schriftelijke mededeling is leidend en daarin is vermeld dat zowel het horen als de oplegging van de maatregel heeft plaatsgevonden om 16.30 uur. Hieruit volgt dat klager niet voorafgaand aan de oplegging van de maatregel is gehoord. Bovendien zegt klager dat dit niet voorafgaand is gebeurd. De tekst van de maatregel bevestigt juist, anders dan namens de directeur wordt aangevoerd, dat klager voorafgaand niet is gehoord.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onder b, Bvt wordt de verpleegde zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal gehoord, althans daartoe in de gelegenheid gesteld, alvorens een beslissing wordt genomen omtrent een beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 of 34 Bvt.

In de schriftelijke mededeling van de maatregel tot separatie van 9 februari 2018 is vermeld dat de maatregel is opgelegd om 16.30 uur. Tevens is daarin vermeld dat klager voorafgaand aan het opleggen van de maatregel is gehoord om 16.30 uur.

De beroepscommissie acht gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat het horen van klager voorafgaand aan de oplegging van de maatregel heeft plaatsgevonden. Hierbij is in aanmerking genomen dat in de schriftelijke beslissing is vermeld dat het horen voorafgaand is gebeurd en dat het hoofd van de inrichting dit ook bij navraag heeft bevestigd. De omstandigheid dat zowel het horen als het opleggen volgens de schriftelijke mededeling in dezelfde minuut heeft plaatsgevonden, geeft naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 december 2018

                              

           

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven