Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2035/GA, 7 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2035/GA

betreft: [klager] datum: 7 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N.Slijters, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 augustus 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Zoetermeer, welke op 20 augustus 2003 aan klager en de directeur is verzonden.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2003, gehouden in voornoemde locatie, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. A.N. Slijters, en namens de directeur van voornoemde locatie [...], afdelingshoofdbij de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
- een beslissing van de directeur van 28 april 2003, inhoudende de oplegging van een
ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur
van veertien dagen wegens (kortweg) mogelijk vluchtgevaar; en
- een beslissing van de directeur van 28 april 2003, inhoudende dat de hiervoor
genoemde ordemaatregel ten uitvoer zal worden gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de p.i. Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wordt verweten dat hij geprobeerd zou hebben een bewaarder om te kopen. Dat is niet waar. Klager heeft met zijnmentor gesproken en geprobeerd aan te geven dat dit verhaal onjuist is. Er werd inderdaad tussen gedetineerden over dat omkopingsverhaal gesproken. Klagers mentor heeft klager toen kennelijk verkeerd begrepen. Klager heeft toen nietgezegd dat hij was benaderd door die bewaarder. Ook over de broers Cesim werd door de gedetineerden gesproken met betrekking tot de houding van die bewaarder. Klager heeft het nooit met een personeelslid gehad over 'wegvliegen'. Datzou zijn gebeurd op 27 april 2003. Dat was een zondag, klager heeft toen niet met het personeel gesproken. De beklagcommissie heeft tijdens de behandeling van het beklag gevraagd naar gang van zaken met betrekking tot de afpersing.Klager heeft toen enkel gezegd dat er in de inrichting verhalen rond gingen over een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) die voor geld dingen zou kunnen regelen. Klager heeft het tegenover zijn mentor nooit over eenfeitelijke afpersing gehad. Het verhaal kan ook niet kloppen omdat klagers broer daarin wordt genoemd. Die broer kwam echter pas later naar Nederland. Het is heel goed mogelijk dat de betreffende p.i.w.-er klager verkeerd heeftbegrepen. De onderhavige beslissing van de directeur is mede gebaseerd op rapportage van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip). Die rapportage bevat evenwel veel onjuistheden. Zo zou klager, aangeduid als Nizo (zoalsklager overigens niet wordt genoemd), willen ontsnappen. Klager zou voorts antecedenten hebben ten aanzien van Opiumwetdelicten; dat klopt niet. Klager zou volgens het Grip in 1996 hebben getracht zijn aanhouding te voorkomen dooruit een raam te springen. Dat voorval speelde echter in 2002. Klager is, anders dan in de Griprapportage wordt vermeld niet vuurwapengevaarlijk, hij heeft dienaangaande geen antecedenten. Klager is eerder gedetineerd geweest en eris nooit sprake geweest van ontvluchtingspogingen. Ook klagers familie is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Klager wordt in de rapportage aangemerkt als Turk, dat is onjuist, hij is Koerd. Door deze onjuistheden wordtde Griprapportage onbetrouwbaar. Daarom had dat Griprapport niet als basis voor de onderhavige beslissing mogen gelden. Ten aanzien van het vluchtgevaar geldt overigens dat klager bij uitstek zou moeten gelden alsniet-vluchtgevaarlijk. Hij is immers na zijn uitzetting als ongewenste vreemdeling toch naar Nederland teruggekeerd. Klager is daarom van mening dat, nu het Griprapport noch het verslag van de inrichtingsmedewerkers voldoende basisbiedt voor de oplegging van de bestreden ordemaatregel, het beklag gegrond moet worden verklaard.

Namens de directeur heeft het afdelingshoofd in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 4 maart 2003 is door de inrichting een ambtsbericht ontvangen van de landelijk officier van justitie, waarin deze aangeeft dat de informatie in de rapportage van het Grip met betrekking tot klager recent en concreet is, terwijlde bron van in dat rapport opgenomen informatie meestal als betrouwbaar moet worden beoordeeld. Die rapportage geeft aan dat er sprake is van het voornemen van klager om een ontvluchtingspoging te ondernemen door het omkopen van eenbewaarder. Vervolgens zijn er op 25 en 27 april twee meldingen van het personeel binnengekomen waaruit kon blijken van een mogelijk voorgenomen ontvluchtingspoging. De directeur heeft toen een belangenafweging gemaakt en het belangvan een ongestoorde tenuitvoerlegging van de detentie vooropgesteld. Klager is daarom de ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. Tevens is besloten om klager voor te dragen voor herselectie en hem zo spoedig mogelijkelders onder te brengen. Daarom is op 28 april 2003 besloten de ordemaatregel ten uitvoer te leggen in de landelijke afzonderingsafdeling in Vught. Op 1 mei 2003 is de selectiefunctionaris geadviseerd klager te plaatsen in een huisvan bewaring. De selectiefunctionaris heeft een eventuele overplaatsing toen echter eerst, naar aanleiding van de Griprapportage, aan de selectieadviescommissie van de extra beveiligde inrichting (e.b.i.) voorgelegd. Uiteindelijkis klager niet in de e.b.i. geplaatst.

3.
De beoordeling
De directeur heeft op grond van een Griprapportage en op grond van een tweetal meldingen van p.i.w.-ers (respectievelijk d.d. 27 en 28 april 2003) besloten tot oplegging van de onderhavige ordemaatregel van plaatsing in afzonderingen tot de externe tenuitvoerlegging daarvan. Zowel uit de inhoud van het eerdergenoemde Griprapport als uit de aard van de (interne) meldingen blijkt van een mogelijk op handen zijnde ontvluchtingspoging van klager, met medewerkingvan een medewerker van de inrichting. De onderhavige beslissingen van de directeur zijn niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch moet die beslissingen, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven