Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1791/GV, 27 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1791/GV

 

betreft: [klager]            datum: 27 december 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 september 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De meervoudige kamer van de rechtbank heeft duidelijke voorwaarden gesteld waaraan klager gedurende het voorwaardelijke deel van zijn straf en de proefperiode van twee jaren moet voldoen. Klager respecteert deze voorwaarden en verzet zich daar niet tegen. Niet valt in te zien waarom klager niet enkele verloven van bijvoorbeeld een weekeinde zou kunnen genieten, nu ook aan een dergelijk verlof voorwaarden kunnen worden gesteld. Het te verlenen verlof zal moeten aansluiten bij de gedachtegang en motivering van de rechtbank. Het is onbegrijpelijk dat de reclassering Breda in dezen een grote stem heeft gekregen, nu deze reclasseringsinstelling niet betrokken is geweest bij de formulering van de voorwaarden die als advies aan de rechtbank Rotterdam zijn gepresenteerd. Een eventueel weekendverlof bij de bejaarde, nog werkende, zeer redelijke en betrokken ouders van klager is niet in strijd met het vonnis van de rechtbank Rotterdam, en evenmin met de bedoelingen van de rechtbank. Het verlof zou ertoe dienen de band met de enige personen die voor klager van belang zijn en hem in alles ondersteunen, te verstevigen en is zodoende een (re)socialiserend verlof. Hij zal zich niet naar Rotterdam begeven en heeft geen enkele intentie contact met het slachtoffer op te nemen. Hij is bereid alle te stellen voorwaarden te aanvaarden en zijn ouders zijn daarvan ook doordrongen. De reclassering heeft het verlofadres geschikt bevonden. Nu nog geen risicobeoordeling is gemaakt, is het negatieve advies van de reclassering Breda niet begrijpelijk. Een weekendverlof zal klager en zijn ouders de gelegenheid geven te bespreken hoe klager verder moet na een lange periode van een onvoorwaardelijke detentie. Klager heeft in toenemende mate last van depressies en lichamelijke ziekten. Een weekendverlof bij zijn ouders zal zijn resocialisatie kunnen bespoedigen en is dan ook vanuit strafvorderlijk oogpunt wenselijk. Een detentietraject waarvan een verlof onder voorwaarden onderdeel uitmaakt, is noodzakelijk voor een zorgvuldige terugkeer van klager in de samenleving. De einddatum van klagers detentie is 8 februari 2019. Het is dan ook van belang dat de reclassering spoedig een rapport omtrent de risicobeoordeling opstelt. Deze is kennelijk nog niet gemaakt en niet duidelijk is wanneer deze kan worden verwacht. Verder uitstel is vanuit het oogpunt van klagers resocialisatie onverantwoord. 

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers raadsvrouw heeft gelijk, voor zover zij stelt dat verlof een wezenlijk onderdeel van de detentie is en van belang is in het kader van resocialisatie van de betrokken gedetineerde. Bij de afweging of een gedetineerde voor verlof in aanmerking komt, dienen evenwel ook het maatschappelijk belang en dat van slachtoffers van het gepleegde delict te worden betrokken. De selectiefunctionaris heeft op basis van de uitgebrachte adviezen contact met de reclassering Breda gezocht, die telefonisch te kennen heeft gegeven dat het verlenen van verlof aan klager, gelet op de voorwaarden die in het vonnis zijn gesteld, niet wenselijk is. Dit komt overeen met het door het Openbaar Ministerie uitgebrachte advies. Gedurende klagers detentie is geen advies in het kader van een detentie- en re-integratietraject opgesteld. Er kan dus geen recente inschatting van de mogelijke risico’s worden gemaakt en ook niet van de wijze waarop deze risico’s kunnen worden ingeperkt of ondervangen in het kader van een eventueel detentiefaseringstraject. Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De bijzondere voorwaarden die aan klagers proeftijd zijn verbonden, houden in dat klager zich ambulant laat behandelen en in een instelling voor begeleid/beschermd wonen zal verblijven. Nu het risico dat klager vormt, als matig/hoog wordt ingeschat en voorts is ingeschat dat een risico op letselschade voor willekeurige personen en hulpverleners bestaat, wegen de risico’s als bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) thans zwaarder dan klagers belang bij een algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu het locatieverbod waarvan is geadviseerd het als voorwaarde aan een eventueel te verlenen verlof te verbinden, door middel van elektronisch toezicht zal worden gecontroleerd en hij zich gedurende vrijheden niet in de gemeente Rotterdam mag ophouden. De vrijhedencommissie van de p.i. Dordrecht heeft geadviseerd een contactverbod met het slachtoffer als voorwaarde aan een eventueel te verlenen verlof te verbinden.

De reclassering Rotterdam heeft in het kader van klagers strafzaak het recidiverisico als matig/hoog ingeschat, een hoog risico op het zich onttrekken aan voorwaarden aanwezig geacht en ingeschat dat een risico op letselschade voor willekeurige personen en hulpverleners bestaat. Geadviseerd is een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting mee te werken aan verdiepingsdiagnostiek als voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.  

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd over het verzoek om algemeen verlof, nu klager vanwege een lange wachtlijst nog niet is gestart met de TRA-module (gericht op het terugdringen van recidive) ‘kies voor verandering’ en omdat geen informatie ten aanzien van het opgegeven verlofadres is verstrekt, zodat verlofverlening – in welke vorm dan ook – te vroeg en onverantwoord voorkomt.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek, wegens – kort gezegd – afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 februari 2019.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

In het kader van het voorwaardelijke gedeelte van de aan klager opgelegde gevangenisstraf (met een proeftijd van twee jaren) zijn voorwaarden aan klager opgelegd, die onder meer inhouden dat klager zich niet in Rotterdam mag ophouden en geen contact met het slachtoffer mag opnemen. Het door klager als verlofadres opgegeven adres, dat door de politie is geverifieerd en in orde is bevonden en dat voor het uitvoeren van elektronische controle geschikt is, is in Breda gelegen. Gelet daarop valt niet in te zien dat het door de rechtbank Rotterdam gewezen vonnis zich niet met het verlenen van een (onbegeleid) algemeen verlof zou verhouden. Voor zover de reclassering Breda telefonisch te kennen zou hebben gegeven dat het verlenen van verlof aan klager vanwege de voorwaarden die in het vonnis zijn gesteld, niet wenselijk zou zijn, geldt dat de beroepscommissie daarvan geen kennis heeft kunnen nemen. Bovendien is dit, gelet op het voorgaande, niet begrijpelijk. Het feit dat klager nog niet is gestart met de TRA-module ‘kies voor verandering’, hetgeen (kennelijk) niet aan klager, maar aan een lange wachtlijst is te wijten, kan niet aan verlofverlening in de weg staan. Voor zover geen recente inschatting is gemaakt van de recente risico’s en de wijze waarop deze zouden kunnen worden ingeperkt of ondervangen, is gesteld noch gebleken dat klager daarvan enig verwijt kan worden gemaakt.  

Vooralsnog is niet gebleken dat sprake is van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4 van de Regeling. Voor zover daarvan al sprake zou zijn, is niet gebleken dat dergelijke risico’s niet door het stellen van (bijzondere) voorwaarden – waarbij niet ondenkbaar is dat aansluiting zou kunnen worden gezocht bij de voorwaarden die de rechtbank Rotterdam aan het voorwaardelijke gedeelte van de aan klager opgelegde gevangenisstraf en de proeftijd van twee jaren heeft verbonden – zouden kunnen worden ondervangen. Gelet daarop en op hetgeen hiervoor is overwogen dient het belang van klager bij een algemeen verlof in dit stadium van zijn detentie te prevaleren boven het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.  

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 december 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven