Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1933/GA, 31 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1933/GA

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.W.Szymkowiak, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 augustus 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond te Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager - die in vrijheid is - alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) het door de directeur aan de selectiefunctionaris uitgebrachte advies tot beëindiging van klagers deelname aan een penitentiair programma (p.p.), alsmede
b) de beslissing van het bureau selectiefunctionarissen tot beëindiging van klagers deelname aan een p.p..

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in beide onderdelen van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie had klager in het beklag moeten ontvangen, gelet op de artikelen 9 en 10 van de Penitentiaire maatregel (Pm).
Het stopzetten van het p.p. op 12 juni 2003 berust op een misverstand betreffende het al dan niet mogen verlaten van de woning in de avonduren. Klagers p.p. was aangepast in verband met een operatie die klager op 3 juni 2003 heeftondergaan. Klager heeft zich op 4 juni 2003 beter gemeld bij de reclasseringswerker [...]. Laatstgenoemde heeft klager gemeld dat het oude schema weer inging. Klager diende zijn werk te hervatten en zou in de avonduren weer zijnwoning mogen verlaten tussen 19.00 en 22.00 uur. Die dag had zijn werkgever geen werk voor hem, hetgeen deze telefonisch aan de reclassering heeft doorgegeven. Klager is naar huis gegaan en heeft die dag zijn woning verlaten tussen19.00 en 21.45 uur. Klager is op 5 juni 2003 weer gaan werken.
Op 12 juni 2003 heeft klager een gesprek met een directielid gehad, waarna hij in het h.v.b. is geplaatst en zijn p.p. is beëindigd, terzake waarvan hij geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen. De reden is dat klager opwoensdag 3 (lees: 4, BC) juni 2003 in de avonduren zijn woning heeft verlaten en dat hem dat volgens de reclassering vanwege ziekte niet was toegestaan. De reclassering heeft klager na zijn betermelding niet meer gesproken. Ook zijnwerkgever heeft klager niet gemeld dat het oude schema niet was ingegaan. Klager heeft nimmer een waarschuwing gekregen. Door het plotseling beëindigen van het p.p. zijn de belangen van klager onevenredig geschaad.

Door de directeur is in beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
In de toelichting bij artikel 10 Pm staat vermeld dat in eerdere plaatsings- en overplaatsingszaken de jurisprudentie is ontstaan dat het beklag tegen adviezen van de directeur niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat ten aanzien vande eigenlijke beslissing een beroepsgang openstaat. Dit geldt ook in de onderhavige zaak, zodat klager niet in het onderhavige beroep zal kunnen worden ontvangen.

Door het afdelingshoofd van de zeer beperkt beveiligde inrichting Te Roer zijn de volgende inlichtingen verstrekt.
Klager is opgeroepen voor een gesprek binnen de inrichting naar aanleiding van telefonisch door de reclasseringmedewerker [...]. verstrekte inlichtingen. Deze hielden in dat klagers vriendin de reclasseringsmedewerker bijnadagelijks lastig viel over het tevoren met klager afgesproken vrijhedenbeleid, alsmede dat klager - die wegens ziekte thuis was - ondanks een uitdrukkelijk verbod zijn woning heeft verlaten. Klager had bij zijn ziekmelding na eenmedische ingreep vernomen dat hij thuis diende te blijven. Daar klager en zijn vriendin dat onplezierig vonden, had klager zich vervolgens beter gemeld en zich bij zijn werkgever gemeld. Laatstgenoemde had klager naar huis gestuurdomdat klager door de medische ingreep niet in staat was zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten. Toch heeft klager zijn woning verlaten.
In het gesprek bleken klagers verklaringen over zijn ziek zijn en het ondanks het uitdrukkelijke verbod verlaten van zijn woning niet plausibel. Om die reden is besloten de selectiefunctionaris te adviseren het p.p. van klager tebeëindigen en klager te plaatsen in het h.v.b.. Het afdelingshoofd heeft in strijd met artikel 9, vierde lid, Pm klager niet schriftelijk ingelicht. Klager komt terzake geen tegemoetkoming toe, nu klager voldoende in kennis isgesteld door de mondelinge mededeling van het afdelingshoofd en de schriftelijke mededeling door de selectiefunctionaris.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 9, derde lid, aanhef en onder c Pm kan de directeur bij overtreding van aan het p.p. verbonden voorwaarden beslissen de selectiefunctionaris te adviseren de deelname aan het p.p. te beëindigen.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, Pm kan de deelnemer aan een p.p. tegen een beslissing als hier bedoeld een klacht indienen bij de beklagcommissie van de inrichting waarin hij is ingeschreven.
In het tweede lid van artikel 10 Pm zijn de artikelen 60, tweede en derde lid, 61 t/m 67, met uitzondering van het derde en vijfde lid, tweede volzin, en het zesde lid, en 68 t/m 71 Pbw van overeenkomstige toepassing verklaard.
In het licht van vorenstaande bepalingen is beroep als bedoeld in artikel 69 Pbw mogelijk tegen de uitspraak van de beklagcommissie op een klacht als bedoeld in artikel 10, eerste lid, Pm.
Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

Ten aanzien van onderdeel a) van het beklag wordt het volgende overwogen.

De beklagcommissie heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het advies van de directeur tot beëindiging van klagers deelname aan het p.p. niet is aan te merken als een beslissing als bedoeld in artikel 60 Pbw.
Mitsdien kan de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel niet in stand blijven.

Inhoudelijk wordt ten aanzien van onderdeel a) van het beklag als volgt overwogen.
De inlichtingen van het afdelingshoofd over de aanleiding tot het advies aan de selectiefunctionaris tot beëindiging van klagers deelname aan het p.p. verschillen weliswaar van de namens klager terzake afgelegde verklaringen, maarkomen de beroepscommissie niet onaannemelijk voor.
De beslissing van de directeur om de selectiefunctionaris te adviseren klagers deelname aan het p.p. te beëindigen is niet in strijd met de wet. Evenmin kan deze beslissing als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beklag zal derhalve op dit onderdeel alsnog ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie komt ten aanzien van onderdeel b) van het beklag tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a) van het beklag, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag, maar verklaart dit beklag alsnog ongegrond. Zijverklaart het beroep tegen onderdeel b) van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven