Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1468/GB, 27 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.




Nummer:         R-18/1468/GB
Betreft:            [klager]                        datum: 27 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens […], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 augustus 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 25 maart 2017 gedetineerd. Hij verblijft in het Justitieel Complex Zaanstad.


3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers einddatum komt in zicht en er dient hem de mogelijkheid geboden te worden om te kunnen resocialiseren. Klager begrijpt niets van de afwijzing. Klager houdt zich in detentie keurig aan de regels en hij laat voortdurend goed gedrag zien. Daarnaast beschikt hij over een aanvaardbaar verlofadres en dagbesteding voor tijdens de deelname aan het p.p. Door de negatieve beslissing van de selectiefunctionaris worden alle deuren voor een resocialisatietraject dichtgegooid en bestaat er voor klager geen optie meer om zich te kunnen voorbereiden op het moment dat er geen juridisch kader meer bestaat. Klager is straks aan zichzelf overgeleverd, daarom is de bestreden beslissing ongewenst. Bovendien levert de afwijzing een schending op van het bepaalde in artikel 2, tweede lid van de Pbw. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren.
3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek wegens

mensenhandel. Hiertegen is hoger beroep ingesteld. Op dit moment ondergaat klager de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden wegens recidive in de proeftijd. Klagers einddatum is 21 januari 2019. Ondanks dat klager positief gedrag laat zien in detentie, de politie het verlofadres aanvaardbaar heeft geacht en klager beschikt over dagbesteding (Ex-Made traject) voor tijdens de deelname aan het p.p., heeft het Openbaar Ministier (OM) een negatief advies gegeven voor klagers deelname aan het p.p. Het OM heeft negatief geadviseerd gelet op klagers recidive tijdens de proeftijd en het hoge recidiverisico. De reclassering heeft in haar rapport aangegeven dat klager al sinds jonge leeftijd met justitie in aanraking komt. Hij is voor zowel geweldsdelicten, maar ook voor andere misdrijven veroordeeld. Klager heeft tot nu toe onvoldoende meegewerkt aan onderzoek, waardoor niet goed duidelijk is geworden in welke mate er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en hoe deze eventuele problematiek zich verhoudt tot klagers delict verleden. Dat klager is gerecidiveerd tijdens zijn proeftijd is een contra-indicatie voor deelname aan het p.p. De selectiefunctionaris acht de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2.      De bestreden beslissing kan, gelet op voornoemde wet- en regelgeving en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De beroepscommissie overweegt hiertoe dat het OM een negatief advies heeft gegeven, gelet op het hoge recidivegevaar. Immers heeft klager tijdens zijn proeftijd zich opnieuw schuldig gemaakt aan een nieuw soortgelijk strafbaar feit, te weten mensenhandel. De beroepscommissie heeft tevens kennisgenomen van het negatief concluderend selectieadvies en de gegevens die daarin zijn vermeld. Klager voldoet naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet aan de eisen voor deelname aan een p.p. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt ten overvloede op dat niet gebleken is van een schending van het bepaalde in artikel 2, tweede lid van de Pbw, nu in de bestreden beslissing klagers goede gedrag in detentie is afgewogen tegen het maatschappelijk belang bij het toekennen van vrijheden aan klager.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 27 november 2018.


               secretaris                                                     voorzitter
 

Naar boven